Lijst vol begrippen, termen en definities.
Geplaatst: 15 sep 2008 13:40
Zoals de titel al aangeeft gaan we hier een langzaam groeiende lijst van termen, begrippen en definities samenstellen...
Alle spoorweg gerelateerde zaken kunnen daarbij aanbod komen.
Ik wil voorstellen dat iedereen die definities, termen of begrippen heeft die hij/zij wilt opperen voor in de lijst ze gewoon in dit draadje post dan hou ik dit bericht met behulp de nieuwe posts up to date!
PS: Het mogen ook best vragen zijn van "wat is dit" of "wat is dat", dan geven we een antwoord op de vraag en vullen we de lijst tegelijkertijd aan!
Ik probeer hierbij de lijst op alfabetische volgorde te krijgen ten behoeve van het overzicht, en de uitleg van een begrip te beperken tot maximaal 1 a 2 regels tekst om de leesbaarheid te bevorderen.
m.v.g.
Mark
Begrippenlijst
Nederlands/algemeen
Airbrush: Op basis van lucht (druk) werkende verfspuit die verschillende inkt- en verfsoorten kan verwerken.
ATB: Automatische Trein Beinvloeding
ATB-NG: Idem aan ATB, Nieuwe Generatie, geschikt voor dieselbaanvakken
ATB-VV: Idem aan ATB, Verbeterde Versie, beivloed ook onder de 40 km/h ter voorkoming van STS-passage
Bromwissel, Wisselsteller die met een sleutel en twee bedienknoppen word omgelegd
Emplacement: Een plaats aan de spoorweg waar meerdere sporen naast elkaar liggen, door wissels verbonden. Functies van die sporen kunnen uiteen lopen.
ES-las: Elektrische scheidingslas bedoeld om de baan in blokken te verdelen
Handwissel: Wissel met hand handel om de wissel om te stellen.
Kloot: Het contra gewicht voor de handwissel.
Plan Y: Synoniem voor de Sprinter.
Plan Z: Synoniem voor de Koploper.
Preisertjes: Veel gebruikte term voor de "bewoners"van de modelbaan. De naam is afgeleid van de figuurtjes fabriekant Preiser.
P-sein: Permissief sein, automatisch sein bediend door de blokbeveiliging voorzien van wit bord met zwarte P.
Snelloper: Wissels op o.a. kijfhoek met snellere motoren om het heuvelen sneller te laten verlopen.
Sprinter: In Nederland rijdende 2 of 3 delige rezigerstrein. Sprinters in de laatste kleurstelling zijn bekend als "vla-flip".
Stop ontspoorblok: Roodblok met geel hoeklijn erbovenop gemaakt om weinig gebruikte spooraansluitingen te beveiligen.
STS: Stop tonend sein.
Trapwissel: Wisselsteller met een voetpedaal waarmee druk opbouwd om de wissel hydraulisch te verleggen.
Trdl: treindienstleider.
WAK: Wissel aansluitkastje.
Weatheren: Vervuilen van objecten (op de modelbaan) Tecnieken varieren van poeders aanbrengen met een kwastje tot airbrushen.
WIBR: Waarschuwingsinstallatie Bruggen (wit wissellicht vertikaal richtings onafhankelijk)
WIDO: Waarschuwingsinstallatie Dienst Overpaden (wit wissellicht richtings onafhankelijk, de boompjes bij overpaden op stations)
Wisselsteller: Apparaat gebruikt om het wissel om te leggen
Wisselstraat: Combinatie van verschillende wissels die gezamelijk zorgen voor de berijkbaarheid van diverse sporen op stations en emplacementen.
WIT: Waarschuwingsinstallatie Tunnels (idem WIBR)
WUBO: Waarschuwingssein Uitzicht Belemmerende Objecten (wit wissellicht horizontaal richtingsafhankelijk)
XG-sein: Sein bestemd om een goederentrein een baanvak wel of niet te laten berijden
Frans
Avant-gare: Het "voorstation", d.w.z. de opstelsporenbundels en dergelijke die bij grote stations meestal voorafgaan aan de zone waar de perrons liggen.
Bâtiment Voyageurs (BV): Stationsgebouw.
Butoir: Stootjuk
Caténaires: Bovenleiding.
DAAT: Dispositif d'arrêt automatique des trains, een systeem dat ingrijpt wanneer een trein een stoptonend sein passeert.
(Voies des) Débords: De goederensporen die bestemd zijn/waren voor de verlading, nabij de losweg en de hal enzo dus.
(Train de) Dédoublement: Vleugeltrein, een trein die een andere op korte tijd volgt of voorafgaat om de oorspronkelijke trein te ontlasten. Veel toegepast op de piekdagen (wintersport, rond 14 juli, Pasen, Pinksteren)
En of comme véhicule (CV) : in opzending
Evitement: Passeerspoor (meteen de verklaring waarom op kleine kruisingsstationnetjes aan enkelsporige lijnen de sporen meestal aangegeven worden met "Voie D" (directe, het hoofdspoor) en "Voie E" (évitement))
Faisceau: Sporenbundel.
Gril: Plaats waar locs en/of treinstellen worden opgesteld, kan voorzien zijn van een nadere aanduiding om aan te geven waar de gril voor bedoeld is (gril électrique, gril thermique, gril autorails, enz.).
Heurtoir: Stootjuk.
KVB: Contrôle (jawel, met een c!) de Vitesse par Balises, het Franse treinbeïnvloedingssysteem.
Marche haut-le-pied (HLP): Losse loc of combinatie van twee locs. Een loctrein (train de machines) telt in Frankrijk dus minimaal 3 machines en maximaal 13.
Marche à vue: Op zicht rijden, in Frankrijk geldt een maximum van 30 km/h.
Marquise: De stationsoverkapping.
Pousse: opdrukdienst. De Fransen kennen twee soorten: de pousse attelée en de pousse non attelée.
Pousse attelée: is die zoals we hem elders ook tegenkomen: onderaan de berghelling koppel je een opdrukloc aan aan de achterzijde, bovenaan koppel je 'm weer af.
Pousse non attelée: wordt de opdrukloc natuurlijk ook aan de achterzijde geplaatst, maar niet aangekoppeld. De opdrukloc verricht zijn werk net zolang totdat hij het contact met de trein verliest (en de treinloc het dus blijkbaar zelf weer aankan), op dat moment moet hij stoppen en op zicht verder rijden tot aan het volgende station.
Quai: Perron.
Remisage Voyageurs (RV): Opstelsporenbundel voor reizigersmaterieel.
Réversibilité: letterlijk 'omkeerbaarheid', wordt gebruikt om trek-duwtreinen mee aan te duiden
Tiroir: Uithaalspoor.
Train de pèlerinage (of kortweg 'pèlerin'): Pelgrimstrein, negen van de tien keer betreft het een Lourdestrein.
Unité multiple (UM) : multipletractie
VACMA: Veille automatique avec contrôle de maintien d'appui (geloof ik), de intermitterende dodeman. De oude niet-intermitterende heette VA, veille automatique.
Voie: Spoor.
Voie de garage: Opstelspoor.
Voie en impasse: Kopspoor.
W: Een leegmaterieeltrein. De "W" is een woordspeling: in het Frans heet deze letter double V en een leegmaterieeltrein wordt aangeduid met Vide Voyageurs, twee V’s dus.
Alle spoorweg gerelateerde zaken kunnen daarbij aanbod komen.
Ik wil voorstellen dat iedereen die definities, termen of begrippen heeft die hij/zij wilt opperen voor in de lijst ze gewoon in dit draadje post dan hou ik dit bericht met behulp de nieuwe posts up to date!
PS: Het mogen ook best vragen zijn van "wat is dit" of "wat is dat", dan geven we een antwoord op de vraag en vullen we de lijst tegelijkertijd aan!
Ik probeer hierbij de lijst op alfabetische volgorde te krijgen ten behoeve van het overzicht, en de uitleg van een begrip te beperken tot maximaal 1 a 2 regels tekst om de leesbaarheid te bevorderen.
m.v.g.
Mark
Begrippenlijst
Nederlands/algemeen
Airbrush: Op basis van lucht (druk) werkende verfspuit die verschillende inkt- en verfsoorten kan verwerken.
ATB: Automatische Trein Beinvloeding
ATB-NG: Idem aan ATB, Nieuwe Generatie, geschikt voor dieselbaanvakken
ATB-VV: Idem aan ATB, Verbeterde Versie, beivloed ook onder de 40 km/h ter voorkoming van STS-passage
Bromwissel, Wisselsteller die met een sleutel en twee bedienknoppen word omgelegd
Emplacement: Een plaats aan de spoorweg waar meerdere sporen naast elkaar liggen, door wissels verbonden. Functies van die sporen kunnen uiteen lopen.
ES-las: Elektrische scheidingslas bedoeld om de baan in blokken te verdelen
Handwissel: Wissel met hand handel om de wissel om te stellen.
Kloot: Het contra gewicht voor de handwissel.
Plan Y: Synoniem voor de Sprinter.
Plan Z: Synoniem voor de Koploper.
Preisertjes: Veel gebruikte term voor de "bewoners"van de modelbaan. De naam is afgeleid van de figuurtjes fabriekant Preiser.
P-sein: Permissief sein, automatisch sein bediend door de blokbeveiliging voorzien van wit bord met zwarte P.
Snelloper: Wissels op o.a. kijfhoek met snellere motoren om het heuvelen sneller te laten verlopen.
Sprinter: In Nederland rijdende 2 of 3 delige rezigerstrein. Sprinters in de laatste kleurstelling zijn bekend als "vla-flip".
Stop ontspoorblok: Roodblok met geel hoeklijn erbovenop gemaakt om weinig gebruikte spooraansluitingen te beveiligen.
STS: Stop tonend sein.
Trapwissel: Wisselsteller met een voetpedaal waarmee druk opbouwd om de wissel hydraulisch te verleggen.
Trdl: treindienstleider.
WAK: Wissel aansluitkastje.
Weatheren: Vervuilen van objecten (op de modelbaan) Tecnieken varieren van poeders aanbrengen met een kwastje tot airbrushen.
WIBR: Waarschuwingsinstallatie Bruggen (wit wissellicht vertikaal richtings onafhankelijk)
WIDO: Waarschuwingsinstallatie Dienst Overpaden (wit wissellicht richtings onafhankelijk, de boompjes bij overpaden op stations)
Wisselsteller: Apparaat gebruikt om het wissel om te leggen
Wisselstraat: Combinatie van verschillende wissels die gezamelijk zorgen voor de berijkbaarheid van diverse sporen op stations en emplacementen.
WIT: Waarschuwingsinstallatie Tunnels (idem WIBR)
WUBO: Waarschuwingssein Uitzicht Belemmerende Objecten (wit wissellicht horizontaal richtingsafhankelijk)
XG-sein: Sein bestemd om een goederentrein een baanvak wel of niet te laten berijden
Frans
Avant-gare: Het "voorstation", d.w.z. de opstelsporenbundels en dergelijke die bij grote stations meestal voorafgaan aan de zone waar de perrons liggen.
Bâtiment Voyageurs (BV): Stationsgebouw.
Butoir: Stootjuk
Caténaires: Bovenleiding.
DAAT: Dispositif d'arrêt automatique des trains, een systeem dat ingrijpt wanneer een trein een stoptonend sein passeert.
(Voies des) Débords: De goederensporen die bestemd zijn/waren voor de verlading, nabij de losweg en de hal enzo dus.
(Train de) Dédoublement: Vleugeltrein, een trein die een andere op korte tijd volgt of voorafgaat om de oorspronkelijke trein te ontlasten. Veel toegepast op de piekdagen (wintersport, rond 14 juli, Pasen, Pinksteren)
En of comme véhicule (CV) : in opzending
Evitement: Passeerspoor (meteen de verklaring waarom op kleine kruisingsstationnetjes aan enkelsporige lijnen de sporen meestal aangegeven worden met "Voie D" (directe, het hoofdspoor) en "Voie E" (évitement))
Faisceau: Sporenbundel.
Gril: Plaats waar locs en/of treinstellen worden opgesteld, kan voorzien zijn van een nadere aanduiding om aan te geven waar de gril voor bedoeld is (gril électrique, gril thermique, gril autorails, enz.).
Heurtoir: Stootjuk.
KVB: Contrôle (jawel, met een c!) de Vitesse par Balises, het Franse treinbeïnvloedingssysteem.
Marche haut-le-pied (HLP): Losse loc of combinatie van twee locs. Een loctrein (train de machines) telt in Frankrijk dus minimaal 3 machines en maximaal 13.
Marche à vue: Op zicht rijden, in Frankrijk geldt een maximum van 30 km/h.
Marquise: De stationsoverkapping.
Pousse: opdrukdienst. De Fransen kennen twee soorten: de pousse attelée en de pousse non attelée.
Pousse attelée: is die zoals we hem elders ook tegenkomen: onderaan de berghelling koppel je een opdrukloc aan aan de achterzijde, bovenaan koppel je 'm weer af.
Pousse non attelée: wordt de opdrukloc natuurlijk ook aan de achterzijde geplaatst, maar niet aangekoppeld. De opdrukloc verricht zijn werk net zolang totdat hij het contact met de trein verliest (en de treinloc het dus blijkbaar zelf weer aankan), op dat moment moet hij stoppen en op zicht verder rijden tot aan het volgende station.
Quai: Perron.
Remisage Voyageurs (RV): Opstelsporenbundel voor reizigersmaterieel.
Réversibilité: letterlijk 'omkeerbaarheid', wordt gebruikt om trek-duwtreinen mee aan te duiden
Tiroir: Uithaalspoor.
Train de pèlerinage (of kortweg 'pèlerin'): Pelgrimstrein, negen van de tien keer betreft het een Lourdestrein.
Unité multiple (UM) : multipletractie
VACMA: Veille automatique avec contrôle de maintien d'appui (geloof ik), de intermitterende dodeman. De oude niet-intermitterende heette VA, veille automatique.
Voie: Spoor.
Voie de garage: Opstelspoor.
Voie en impasse: Kopspoor.
W: Een leegmaterieeltrein. De "W" is een woordspeling: in het Frans heet deze letter double V en een leegmaterieeltrein wordt aangeduid met Vide Voyageurs, twee V’s dus.