Ik gebruik een rekenmodel bij het beoordelen van de locomotieven. Dit model is alleen geschikt voor locomotieven. Railbussen en treinstellen krijgen een eigen model omdat enkele meetpunten er niet zijn zoals bijvoorbeeld trekkracht. Het model voor rijtuigen en wagons is nog in ontwikkeling en hangt sterk af van hoe goed er gegevens kunnen worden gevonden. De nieuwe distributie methode van enkele Duitse uitgevers helpt daar niet bij, maw informatiemateriaal en boeken zijn niet meer op de beurs verkrijgbaar.
Bij het beoordelingsmodel voor locomotieven kom je te staan voor allerlei "uitdagingen". Uitgaande van dat een locomotief zoals deze is geleverd 100% moet kunnen scoren heb je te maken met wel of niet gedigitaliseerd, mogelijkheid van zowel analoog als digitaal en een stoomlocomotief of diesellocomotief heeft nu eenmaal geen pantograaf. Het model moet daar allemaal rekening mee kunnen houden.
Ik ga het per onderdeel uit de doeken doen en aan het einde een link naar het volledige overzicht en een link om het model als rekenvel (spreadsheet) te downloaden in LibreOffice formaat en in het Excel formaat met de opmerking dat het een export is vanuit LibreOffice. De spullen van Microsoft zijn mij te duur voor wat ik er mee doe en er is een verschil tussen wat beschikbaar is in de cloud en wat native op je eigen computer geïnstalleerd kan worden. Dat is merkbaar bij bijvoorbeeld de functies.
Het vak "Beoordeeld:"
We beginnen bij het vak "Beoordeeld:", dit vak bestaat uit drie regels. De eerste regel bevat de naam van de fabrikant, het bestelnummer en welke locomotief het is. Voorbeeld: Fleischmann 7160 Br 038 772-0. Op de tweede regel de aanduiding, dit kan bijvoorbeeld zijn 038 772-0, P8 of nog verder nadere aanduidingen, deze zaken staan
OP de locomotief, dus geen kennis uit literatuur. Op de derde regel informatie over eventuele digitalisering, denk hierbij aan fabrikant en type decoder, wel of geen geluid.
Het vak "Model"
In het vak "Model" wordt er geregeld hoe het rekenvel moet omgaan met de waarderingen. Dit betreft de rekenmethodes in kolom "in %". De eerste twee regels gaan over Analoog en Digitaal. De in te vullen waarde is of "0" of "1", waarbij "0" niet van toepassing is en "1" van toepassing. Allebei "0" als waarde kan niet, allebei "1" als waarde kan weer wel, de decoder staat dan analoog gebruik toe.
De volgende twee regels gaan over "Stoom of Diesel locomotief" en "Elektrische locomotief". Ook hier weer is de in te vullen waarde een "0" voor niet van toepassing en "1" van toepassing. Beiden kunnen niet "0" of "1" zijn.
Het rekenvel is nu gereed voor de waarderingen. Er is slechts spaarzaam gebruik gemaakt van formules zodat de kans dat het model ook in een ander rekenvel programma goed werkt toeneemt. Verder zijn de toegepaste formules niet heel ingewikkeld en ook te doorgronden door degene waarbij rekenvel programma's geen tweede natuur is om het maar zo te benoemen.
Het vak "Details"
Dit vak bestaat uit drie kenmerken; kleine details, middelgrote details en grote details. Kleine details zijn bijvoorbeeld leidingen, stoomfluit, bel, scharnieren deur enz. Middelgrote details zijn bijvoorbeeld waterpompen, deuren, buffers, voorverwarmers, dommen enz. Grote details zijn bijvoorbeeld ketels, cabines, wielen, aandrijfstangen, dus de meer gezichtsbepalende details. De waardering kan een waarde zijn tussen "0" en "1". Zie het als een percentage van 0 tot 100%. Hoe nu te waarderen? Als bijvoorbeeld de stoomfluit op een verkeerde plaats staat dan is er nog steeds een stoomfluit. Als dit niet gezichtsbepalend is kun je hiervoor bijvoorbeeld 0,05 aftrekken en dat 0,05 is dus aan degene die de beoordeling doet. Daar kun je wat van vinden, maar je "moet" wat. De waarde bij kleine details wordt dan 0,95. Met de huidige spuitgiet technieken zal het dus niet vaak voorkomen dat bij "Details" iets wijzigt, maar soms kom je zaken tegen die niet kloppen. Zoals dat bij Fleischmann soms de leidingen te netjes liggen, er is dan dus van tekening af gefabriceerd, of je daar dan iets mee moet doen is weer wat anders. Ik heb er een keer niets mee gedaan dan alleen een opmerking omdat het niet echt gezichtsbepalend was.
In de kolom "in %" staat de formule SOM(C16:C18)/SOM(B16:B18). De drie regels met waardering in de kolom "waardering" worden opgeteld en gedeeld door het totaal voor "Details" in de kolom "maxima". De formule wordt weergegeven in %. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D15/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Bouwkwaliteit"
Dit vak bestaat uit de onderdelen; Gewicht in gram, lengte over buffers, wielen doorsnede goed, koppeling goed, pantografen goed (bij elektrisch), service vriendelijkheid en bouwkwaliteit. Aan de ene kant kijken we naar het model en aan de andere kant hoe het zit met de service vriendelijkheid en de bouwkwaliteit van het model. Het vak "gewicht in gram" is alleen maar een vak/plaats om dat gemeten gewicht ergens kwijt te kunnen, het telt niet mee in de beoordeling. Voor het beoordelen van de "lengte over buffers" en "wielen doorsnede goed" heb je een digitale schuifmaat nodig en de gegevens van de 1:1 locomotief. Daarvoor zijn verschillende bronnen beschikbaar zoals boeken, het "Merkbuch" en diverse als magazine uitgebrachte specials van verschillende uitgeverijen. De met de schuifmaat gemeten maat vermenigvuldigen met 160 voor de 1:1 maat. Hier trek je de echte 1:1 maat van af en deel je door 1/100 van de echte 1:1 maat. De uitkomst kan positief en negatief zijn. Meer als 5% afwijking geeft een waardering van "0". Beneden de 1% is binnen de toleranties, iets er tussen kan een aftrek zijn van 0,2, 0,4 enz.
De regel "koppeling goed" kan alleen goed beoordeelt worden door de locomotief op de baan op een recht stuk aan te koppelen aan een wagon. Als dat mislukt een andere wagon en als dat blijft aanhouden dan even kijken wat er aan de hand is en anders wordt het een waardering van "0". Bij een stoomlocomotief of een diesel locomotief heb je natuurlijk geen pantografen, dus een 0 invullen. Dit vak wordt in de telling niet meegenomen als bij het vak "Model" de juiste keuzes zijn gemaakt.
Bij een elektrische locomotief kijken of de pantografen goed inklappen, goed uitklappen, of de pantograaf goed in het slot blijft zitten en of de pantograaf hoog genoeg komt om de rijdraad te raken. Er kan ook nog gekeken worden naar de robuustheid of bouw. Dat zijn vijf "dingen", als er een niet goed gaat dan kun je daar een aftrek voor maken van 0,2 of 0,4 als er twee zaken niet goed gaan en zo verder. Het wel of niet van stroom voorzien via de bovenleiding neem ik niet mee, bij de meeste banen wordt het voor zover ik weet niet gebruikt en is er alleen bovenleiding aanwezig op het zichtbare spoor.
De regel "service vriendelijkheid" heeft als maximale waardering een 3. Dat komt omdat het eigenlijk uit drie delen bestaat. Is het model eenvoudig te openen en weer goed te sluiten, zijn er duidelijke en bij het model behorende instructies en kunnen onderdelen goed worden vervangen. Zijn de instructies voorzien van duidelijke afbeeldingen en aanwijzingen? Aftrekpunten zijn ook hier ter beoordeling van degene die de locomotief waardeert. Als zeker bij een stoomlocomotief aangewezen wordt dat de rubberen wielbandjes na te bestellen zijn en er wordt met geen woord gerept over hoe je dat dan moet doen, dan is dat voor mij een reden om 1 punt af te trekken. Immers het drijfwerk moet waarschijnlijk van de wielen worden gehaald en dat is best wel een ingreep.
De regel "bouwkwaliteit" is een beoordeling van hoe de locomotief in elkaar zit. Gaan onderdelen makkelijk los, of breken onderdelen makkelijk af. En is dat dan goed te repareren? Zie de punten bij details, ieder -1pnt. Het niet goed kunnen repareren -1pnt. Goede bouwkwaliteit is bij elkaar 4pnt, er breekt makkelijk wat af, dan 3pnt. en zo verder.
In de kolom "in %" staat een iets ingewikkelder formule =ALS(C13=1;SOM(C22:C27)/SOM(B22:B27);SOM(C22:C27)/(SOM(B22:B27)-1)). Er zit een als, dan en anders formule in. Eerst kijken we naar de waarde in cel C13. In deze cel geven we aan of het een elektrische locomotief betreft. Heeft cel C13 inderdaad de waarde 1, dan wordt het formuledeel SOM(C22:C27)/SOM(B22:B27) van kracht. We tellen de waarderingen op en delen dat door het totaal van de gegeven maxima. Is het geen elektrische locomotief maar een locomotief zonder pantografen dan wordt het formuledeel SOM(C22:C27)/(SOM(B22:B27)-1) actief omdat de vergelijking C13=1 niet gemaakt kan worden. Die doet precies hetzelfde als het formuledeel bij de elektrische locomotief met een klein verschil. Aan het einde corrigeer ik de uitkomst met -1 omdat er geen pantografen aanwezig zijn. De formule wordt weer weergegeven in %. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D20/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Bedrukking"
Dit vak bestaat uit de drie elementen scherp, wazig en onleesbaar. De waardering is maximaal 5,3 en 1. Er wordt slechts één element of regel gebruikt. Je kunt immers niet zeggen dat bijvoorbeeld het scherp en onleesbaar is. Meestal zijn de wat grotere opschriften scherp en voor de wat kleinere opschriften heb je een vergrootglas nodig. Dan blijkt dat het leesbaar is, maar er zijn wat tekens niet goed gedrukt of zijn vol gelopen. Dan kun je bij de waardering 5 daar een aftrek voorgeven. Hoeveel aftrek? Wat ik meestal doe is eerst kijken of het probleem aan beide zijden voorkomt, zo ja dan het aantal blokken met tekst op één zijde tellen. Zeg dat het er drie zijn, dan kun je voor iets dergelijks een punt aftrekken, dus dan wordt scherp met een 4 beoordeelt of een 3,5.
Wazig en onleesbaar komen in de huidige producties bijna niet meer voor. Dit is er om ook de wat oudere modellen te kunnen duiden. Ik probeer dat zo objectief mogelijk te doen en soms kom ik terug op zo'n waardering.
De gebruikte formule is vrij simpel; =SOM(C30:C32)/5. De waarderingen worden opgeteld en gedeeld door 5 omdat dat de hoogste waardering is. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D29/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Loopeigenschappen"
Dit vak bestaat uit acht onderdelen; waggelen (aftrek punt), wippen (aftrek punt), loopwiel problemen (aftrek punt), voorzien van (rubberen) bandjes, soepel, schokkerig, stopt vaak (zetje nodig) en gevoelig voor vuil op de rails (aftrek punt).
In de kolom maxima staan bij enkele regels een negatieve waarde -1 omdat als dat van kracht is dit een aftrekpunt is. Ik wilde dat apart zichtbaar hebben in plaats van verpakt in één cijfer. De reden daarvoor is dat waggelen, wippen en gevoelig voor vuil op de rails een aanwijzing kunnen zijn voor een probleem wat te verhelpen is. Zo geeft waggelen van de aandrijfunit vaak aan dat er iets niet goed zit met de bandjes. Met wippen kan dit ook zo zijn. Gevoelig voor vuil kan duiden op een extra schoonmaakbeurt en dan rijd het model misschien wel super. Waggelen kan helaas ook voorkomen door slecht opgezette wielen, ja dan is het jammer, waardering -1. Wippen komt vaak niet zichtbaar voor zoals bij de BR92, dat is alleen te achterhalen door het model op de rails te zetten en kijken of er "muziek" zit in beide kanten. In de meeste gevallen heeft dit wel effect op de stroom afname.
Bij loopwiel problemen krijg je te maken dat bij elke wissel het loopwiel uit de rails schiet of in een boog uit de rails klimt. Ook nu weer eerst kijken of er een oorzaak is en zo ja is het verhelpbaar. Niet, dan een aftrekpunt.
Als de aandrijfwielen zijn voorzien van bandjes scoort dat een 1. Het is hier dus of niks, dan een 0 of rubber dan een 1. In het vak "in%" zet ik vaak neer op welke as en hoeveel bandjes.
De regels soepel, schokkerig, stopt vaak (zetje nodig) is weer een constructie waarbij je maar één regel kan gebruiken. Een model kan niet soepel en schokkerig tegelijkertijd rijden. Nu is het zo dat een model soepel rijd, maar soms bij één bepaalde wissel stopt. Dan is dat vaak een probleem van dat wissel en niet het probleem van de locomotief. Wat je dan nog kan doen is het opmeten of nakijken of de stroomvoerende delen toevallig een kortere lengte hebben dan het plastic kruisstuk lang is. Bij de Br38 had ik zo'n geval. Van de vier locomotieven was er één die bij één meegebogen wissel een probleem had. Bij de andere meegebogen wissel niet. Dan is dat een probleem van die wissel en niet van de locomotief en zo moet je dat soort problemen gaan bekijken. Stel dat de locomotief op beide meegebogen wissels een probleem had, dan had er een aftrek plaats gevonden van waarschijnlijk 1 punt. Dus daar moet je van geval tot geval naar kijken en bezien of wat je oordeelt terecht is.
Gevoelig voor vuil kan een technische oorzaak hebben. Bijvoorbeeld de stroomafnemers zijn vol gelopen met stof, dan eerst schoonmaken. Maar het kan ook zo zijn dat de fabrikant gemeend had om de wielen te bruneren, de wielen zijn dan zwart(ig) op het loopvlak. Dit heeft wel tot gevolg dat de stroom opname slechter is en vuil verergert dat. Als dat vaak voorkomt is dat een aftrekpunt waard.
Ook hier is de gebruikte formule eenvoudig; =SOM(C35:C42)/4. De waarderingen worden opgeteld en gedeeld door 4. Als alles goed is, is de maximale waardering een 4, dus daarom delen door 4. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D34/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Bochtengedrag"
Dit vak bestaat uit vier regels: Alle bochten geen probleem, Geen <R1 (aftrek punt), Geen R1 (aftrek punt) en Geen R2 (aftrek punt). Als op de testbaan blijkt dat een locomotief niet of moeilijk door een boog komt dan krijgen een of meerdere "Geen" regels een waardering van -1. Dat moet gezien worden als een correctie op "Alle bochten geen probleem". Ik heb dat zo op deze manier in beeld willen brengen omdat dit nogal een factor is om mee rekening te houden op de eigen modelbaan. De regel met "Alle bochten geen probleem" heeft als waardering maximaal een 5. Wat hier nog van af kan gaan is dat bijvoorbeeld de locomotief moeite heeft met een afslaand wissel of een combinatie van wissels. Het niet komen door twee meegebogen wissels met het scherp tegen elkaar en op afslaand geeft een aftrek van 0,5 punt. De combinatie kan gemaakt worden, maar zal in het echt waarschijnlijk niet voorkomen. Vandaar maar een 0,5 aftrek.
Ook hier is de gebruikte formule eenvoudig; =SOM(C45:C48)/5. De waarderingen worden opgeteld en gedeeld door 5. Als alles goed is, is de maximale waardering een 5, dus daarom delen door 5. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D44/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Gedrag op wissels/kruisingen"
Dit vak bestaat uit vijf regels. De eerste regel "Blijft staan op puntstuk/wissel" geeft aan of de locomotief van uit een rijdende positie vanzelf op de wissel stopt. Dit is dan meestal op het puntstuk. Er zijn nu twee situaties. De eerste is dat de stroom voerende delen op een van de polen geen verbinding meer heeft met de rails. Denk hierbij aan de bekende twee-assers met een korte as opstelling zoals bijv. de Kö. De tweede situatie is dat een locomotief een probleem heeft dat niet zichtbaar is op doorgaande rails. Denk hierbij aan een stroom voerend loopwiel dat niet goed functioneert. Uiteraard moet dit dan eerst verholpen worden.
De tweede regel "Volgt stand wisseltong niet" heeft tot gevolg dat ondanks dat de wisseltong op afbuigend staat de locomotief rechtdoor gaat of andersom. Vooral het model "Engelse wissel" of meegebogen wissels kunnen hier last van hebben. Vaak gaat dit in combinatie met een eigenzinnig voorloop wiel.
De derde regel "Ontspoort op puntstuk" heeft te maken met soms spoorbreedte en soms met dat het puntstuk een fractie hoger ligt dan de rail. Er zijn locomotieven die daar overheen denderen en er zijn locomotieven die daarop dus ontsporen. Oplossing is vaak een mechanische ingreep in het wissel. Wel komt een zekere gevoeligheid van de locomotief daarmee aan het licht.
De vierde regel is "Ontsporen door boog-tegenboog". Deze combinaties komen veel voor bij wissels in bijvoorbeeld emplacementen. Twee wissels liggen dan met het afbuigende deel tegen elkaar aan. Met uitsluitend wissels gaat het vaak nog wel goed, maar in combinatie met een Engels wissel vaak niet. De combinatie laat in de meeste gevallen de locomotief ontsporen omdat een loopwiel buiten de rails staat.
De vijfde regel is "Problemen op meegebogen wissel". De constructie van de meegebogen wissels geeft het probleem dat twee verschillende bogen met elkaar worden verbonden. Rijdend vanuit de boog naar het puntstuk (van bot naar scherp) geeft vaak dan geen probleem. Rijdend over de wisseltong naar het puntstuk (van scherp naar bot) geeft dan vaak wel een probleem omdat de locomotief een vreemde beweging maakt. Vooral locomotieven met een voorloop wiel kunnen hier gevoelig voor zijn. Het wiel "springt" dan uit de rail en de locomotief ontspoort. Bij de combinatie R1/R2 speelt dan nog mee dat sommige locomotieven niet op R1 willen rijden omdat deze boog te scherp is.
Alle regels kunnen alleen de waardering -1 krijgen als de betreffende regel waar is. Dus geen waardering is hier goed en anders is het foute boel. De formule is dus erg eenvoudig met =SOM(C51:C55)/5. Het wordt door 5 gedeeld omdat er vijf waarderingsregels zijn. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D50/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
Het vak "Snelheid"
Dit vak bestaat uit drie regels; "Bladzijde tabel Merkbuch", "Analoog" en "Digitaal". De regel "Bladzijde tabel Merkbuch" is er alleen voor het vastleggen van het uitgave jaar van het Merkbuch en de bladzijde met de snelheidsvermelding. De regel telt niet mee in de puntentelling.
De te testen locomotief is of analoog of digitaal of beiden als de digitale controller dat toelaat. De maximum snelheid staat in bijv. een Merkbuch.
Er wordt gekeken of de locomotief de maximum snelheid kan halen al dan niet met een gegeven last. De waardering is 1 als de locomotief de maximum snelheid niet haalt, 2 als de locomotief de maximum snelheid wel haalt en 3 als de locomotief veel harder kan.
De hier gebruikte formule zit wat ingewikkelder in elkaar:=ALS(SOM(C$10:C$11)=2;SOM(C59:C60)/3/2;SOM(C59:C60)/3). Herkenbaar is de als, dan en anders formule. Dit keer wordt in kolom C met kolomkop "waardering" de cellen C10 en C11 opgeteld. Als de decoder toestaat dat er ook analoog bedrijf gereden kan worden zal de optelling 2 zijn. In alle andere gevallen is de optelling 1. Als de optelling 2 is zal de ALS definitie kloppen. In dat geval worden de cellen C59 t/m C60 opgeteld en de uitkomst wordt gedeeld door 3 omdat 3 de hoogste toe te kennen waarde is. Omdat er zowel analoog als digitaal gereden kan worden moet deze uitslag nog gedeeld worden door 2. Immers de twee acteren als één onderdeel. Het anders gedeelte van de formule bevat het formuledeel SOM(C59:C60)/3. Nu blijft het totaal staan en wordt niet gedeeld door 2. Bij of analoog of digitaal moet natuurlijk alleen het betreffende deel ingevuld worden en moet het andere deel leeg blijven of 0 bevatten. Dat is je eigen verantwoordelijkheid. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D57/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen.
De vakken "trekkracht analoog" en "trekkracht digitaal"
De twee zijn één onderdeel. Wat er wordt gebruikt hangt af van wat er bij het vak "Model" is gekozen. Als het of analoog of digitaal is wordt een van de twee gekozen. Maar het kan ook zo zijn dat analoog en digitaal allebei aanstaan omdat de decoder toestaat dat je ook analoog kunt rijden. De opbouw van beiden is dus identiek.
Het vak "trekkracht analoog" of "trekkracht digitaal" bestaat elk uit de volgende regels; "Bladzijde tabel Merkbuch", "meer dan origineel (extra punt)", "gelijk aan origineel" en "minder dan origineel (aftrek punt)". De regel "Bladzijde tabel Merkbuch" is er alleen voor het vastleggen van het uitgave jaar van het Merkbuch en de bladzijde met de prestatietabel(len). De regel telt niet mee in de puntentelling.
Om de trekkracht te kunnen bepalen moet je een omzetting doen van het 1:1 bedrijf naar model. Om die omzetting te kunnen doen heb je vrij veel documentatie nodig. Zo was in de DRG periode het gebruikelijk dat goederenwagons per as een maximaal gewicht van 15 ton hadden als standaard rekeneenheid. Vierassige rijtuigen 10 ton of 12 ton per as. Dus als ik achter een goederentrein locomotief een sleep van 10 2-assige goederenwagons zet is dat gelijk aan 300 ton (10 x 2 x 15). In het "Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924" of "Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1953" staan tabellen met wat een bepaalde locomotief kon trekken en onder welke condities. Er kan dan gekeken worden of het model ongeveer gelijke prestaties neer zet of dat het model meer of minder presteert. Als het model meer presteert krijgt het een bonuspunt en bij minder een aftrekpunt. Bij gelijke prestaties krijgt het de waardering 3. Ik ben met dit onderdeel nog aan het twijfelen omdat ik een Fleischmann model heb dat op een afbuigend wissel al problemen heeft met één drie-assig rijtuig. Mijn mening is dan dat dit model niet een 3-1=2 verdient, maar nog minder. In de meeste gevallen zullen locomotieven een 3 scoren. Tot mijn verbazing gaan heel veel modellen zelfs verder en scoren dan een bonuspunt.
In het "Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn" staan alleen stoomlocomotieven. Voor diesel locomotieven heb ik iets dergelijks niet gezien en voor elektrische locomotieven heb ik een soort van uittreksel uit 1948. Er zijn verder de nodige boeken in de serie "Eisenbahn-Fahrzeug-Archiv". Internet kan soms behulpzaam zijn. En dit was dan alleen nog maar het Duitse deel. Als je dichter bij het nu zit dan gelden er natuurlijk andere maximale as gewichten. In plaats van 15 ton moet je dan wellicht gaan rekenen met 22,5 ton per as. Dat rekenen doe ik met een rekenmachine, het model is slechts ter beoordeling. De test sleep is opgebouwd uit 10, 20, 30, 35 en 40 wagons. Dat is voor DRG tijd omgerekend 300 ton, 600 ton, 900 ton, 1050 ton en 1200 ton.
De hier gebruikte formule zit wat ingewikkelder in elkaar:=ALS(SOM(C$10:C$11)=2;SOM(C64:C66)/3/2;SOM(C64:C66)/3). Herkenbaar is de als, dan en anders formule. Dit keer wordt in kolom C met kolomkop "waardering" de cellen C10 en C11 opgeteld. Als de decoder toestaat dat er ook analoog bedrijf gereden kan worden zal de optelling 2 zijn. In alle andere gevallen is de optelling 1. Als de optelling 2 is zal de ALS definitie kloppen. In dat geval worden de cellen C64 t/m C66 opgeteld en de uitkomst wordt gedeeld door 3 omdat 3 de hoogste toe te kennen waarde is. Omdat er zowel analoog als digitaal gereden kan worden moet deze uitslag nog gedeeld worden door 2. Immers de twee acteren als één onderdeel. Het anders gedeelte van de formule bevat het formuledeel SOM(C64:C66)/3. Nu blijft het totaal staan en wordt niet gedeeld door 2. Bij of analoog of digitaal moet natuurlijk alleen het betreffende deel ingevuld worden en moet het andere deel leeg blijven of 0 bevatten. Dat is je eigen verantwoordelijkheid. Had dat niet automatisch gekund? Jawel, maar de formules worden dan ingewikkeld en niet iedereen is het even machtig. Bovendien loop je dan het risico dat andere rekenvel systemen er niet mee overweg kunnen of er wat anders van bakken. De kolom ernaast met als kolomkop "als getal" zet het percentage om in een decimale waarde met de formule =D62/1*10. Deze kolom wordt gebruikt om het rapportcijfer te bepalen. Digitaal is identiek, alleen de regelnummers zijn hoger omdat dit onderdeel onder analoog staat.
Het vak "totaal indruk" of "rapportcijfer"
In dit onderdeel worden alle scores opgeteld. Voor de kolom met "in %" als kolomkop is dat de formule =(D15+D20+D29+D34+D44+D50+D57+D62+D68)/7. Alleen de percentages in de oranje balken worden opgeteld en het totaal wordt gedeeld door 7. De laatste twee betreffen trekkracht en dat wordt gezien als één onderdeel. De waardering van het vak "Gedrag op wissels/kruisingen" wordt niet als deler meegenomen omdat als er geen fouten zijn de waardering 0 is. Als die waardering niet 0 is komt deze extra hard aan en terecht. Voor het rapport cijfer tellen we de scores op uit de kolom met de kolomkop "als getal" en de formule is dan =(E15+E20+E29+E34+E44+E50+E57+E62+E68)/7. Het is zo ingesteld dat er twee cijfers achter de komma staan. In de twee kolommen staan ook veel velden met een groene kleur. Bij het betreffende onderwerp kunnen daar de gemeten waarde worden genoteerd.
Het vak "Info tbv digitalisering"
Elke keer had ik van alles op een kladje staan, zo ook de meetgegevens van waar je een decoder in zou kunnen frommelen. Nu heb ik dat in het beoordelingsmodel opgenomen. De informatie is er alleen ter info voor het verwerken in de tekst. Het doet dus niet mee met de puntentelling.
Ik heb nu alle gegevens centraal bij elkaar. Bij het opmaken van het verslag behoef ik maar naar een bron terug te grijpen.
Dat was het.
Het hele rekenvel heb ik hier als afbeelding (
https://joopn.home.xs4all.nl/ff/beoorde ... tieven.jpg). Wil je zelf aan de slag met beoordelen en het schrijven van een recensie dan kan dat. Het model is gebouwd in LibreOffice Calc en is hier te downloaden (
https://joopn.home.xs4all.nl/ff/beoorde ... tieven.ods). Mocht je liever het Excel model hebben dan kan dat, maar bedenk dat dit een export is uit LibreOffice Calc (
https://joopn.home.xs4all.nl/ff/beoorde ... ieven.xlsx). Ik heb het Excel model dus niet kunnen testen in Excel.
Nu kan het zijn dat er meelezers zijn met de nodige bedenkingen en commentaren. Graag wel positief. En verder is het model niet in beton gegoten. Dus als een van jullie een erg steekhoudend argument heeft kan dat worden doorgevoerd. Maar dan wel via mij omdat het anders mogelijk een zooitje wordt. Wijzigingen worden dan bekend gemaakt en nieuwere versies worden dan klaargezet onder dezelfde naam. Linksboven staat het versienummer en dat is nu 4.0.