Fleischmann 7154 Br55 4536 (DRG uitvoering)
Geplaatst: 07 mar 2024 17:15
Historie/achtergrond
Deze bouwserie is in enorme aantallen gebouwd door zo ongeveer alle fabrikanten. De eerste Br55.0-6 kwam al in 1893 op de rails, de laatste versie, een Br55.23-24, kwam pas in 1923 op de rails. Er is dus 30 jaar overheen gegaan om alle locomotieven te bouwen. Alleen de veel latere Br52 is in grotere aantallen gebouwd. Wat dus de P8 in het reizigersvervoer is, is de G7 t/m G9 (allemaal dus Br55) voor het goederenvervoer. De Br55 mag dus eigenlijk niet ontbreken op een epoche II/III baan. De bekendste Br55 is de Br55.25-56, een Pruisische G8.1 en werd geleverd als model door Arnold en Fleischmann. In die periode van 30 jaar zijn er dus heel veel versies verschenen die onderling kleine afwijkingen hebben, mede door de grote hoeveelheid fabrikanten. De standaardisatie van locomotief bouw is pas voor het eerst toegepast op de Br52. Beetje jammer is dat Fleischmann maar één model uit de DRG periode heeft, terwijl juist in die periode er veel van dit type rondreden.
De G8.1 was met viervoudig gekoppelde aandrijfassen beter in staat om op bogenrijke trajecten te rijden dan de vijfvoudig gekoppelde G10. De G8.1 heeft een rustiger loop, een geringere rijweerstand en een geringere slijtage op de wielbanden. De G10 was dus niet zo succesvol, wat de reden is geweest dat de G8.1 in zo grote aantallen is gebouwd, te meer daar de ketelprestaties tussen de G8.1 en de G10 niet veel afwijken. De trekkracht prestaties spreken voor zich, op de steile trajecten legt de G10 het zelfs af tegen de G8.1.
Helling Snelheid Treinmassa in t
in 0/00 in km/u pr. G8.1 pr. G10
0 55 1150 1095
3 50 740 670
5 40 735 700
7 35 660 635
10 25 650 640
20 20 450 365
In het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat op bladzijde 200 een tabel met km/std, Wagengewicht in t en Steigung. Het gaat om de bovenste tabel. Hieruit kunnen we halen dat de locomotief de volgende treinmassa moet kunnen trekken;
In het vlakke land 950t met 60km/u
op een 5‰ helling 370t met 60km/u
op een 10‰ helling 350t met 45km/u
op een 20‰ helling 270t met 30km/u
op een 25‰ helling 190t met 30km/u
Aan de hand van bovenstaande tabel beoordeel ik de locomotieven. Op bladzijde 62 van het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat dat de Br55.25-56 (G44.17) een "Größte Geschwindigkeit" heeft van "55km/st.". Dat is geen 60km/u conform de tabel.
Het model
Het model is tweedehands aangekocht. Ik kan dus geen opmerkingen maken over al dan niet aanwezige handleidingen en andere documenten. Het model wordt geleverd in de bekende plastic doos. In de doos zit een gladde plastic houder waarin de locomotief precies past. Bovenop de locomotief ligt een plastic velletje. Als je de houder uit de doos haalt kun je bij de handleiding. Deze is van dun bedrukt karton met op zich duidelijke tekeningen hoe je de locomotief open kunt maken om het lampje te vervangen met daarbij het bestelnummer van de lamp. In dezelfde tekening hoe je de motor kunt vervangen, alleen is de tekening van het open maken van de tender erg onduidelijk, het lijkt duidelijk, maar is dit niet. De motor is apart getekend met daarbij het bestelnummer en het bestelnummer van de koolborstels. Bij de motor ook de opmerking dat de bedrijfsspanning gaat van 4 tot 14 Volt, kennelijk houd niet iedereen zich daaraan. Verder een tekening voor de locomotief van hoe je de koppeling kunt vervangen of omwisselen in een profi koppeling. Voor de tender zijn er ook tekeningen, maar dit is iets meer werk en zijn nog koppelingen op de klassieke manier met een veertje. Vreemd eigenlijk dat je op een model twee verschillende systemen toepast. Op de andere kant waar je de wielen mag smeren en het nummer van vervangende rubberen bandjes. Verder reclame voor Fleischmann olie, naaimachine olie mag niet meer. En maar een klein druppeltje per punt. Verder niks. Je peuter van onder de 3 jaar mag er niet mee spelen en dat de verpakking nu wel weggegooid mag worden, als je de aanwijzingen maar bewaard. Oh ja, 14Volt gelijkstroom, althans dat symbooltje waarvan waarschijnlijk niemand weet wat het betekend.
Het model van de Br55 4536
Het model ziet er goed uit en is inmiddels minstens 14 jaar oud. Er is nauwelijks een gietlijntje zichtbaar op de bovenzijde van de ketel, dom en zandkasten. Alle opschriften zijn leesbaar, al moet je voor de meeste opschriften een vergrootglas erbij halen. Maar dan kun je de teksten goed lezen. Ik heb twee foto's kunnen downloaden van Br55 die uit dezelfde serie komen. In Dampflok-Report Band No 4 staat op blz.34 een foto van exact het Fleischmann model met hetzelfde locnummer. De kap van de locomotief is rijk gedetailleerd. Veel details zijn mee gegoten en een beperkt aantal details zijn later los opgezet. Een aantal leidingen had dikker uitgevoerd mogen worden als ik de foto's bekijk, maar het verstoort niet het beeld. Net als bij de Br38 is dit een enorme bouwserie, dus in het echt zie je wel afwijkingen in dommen en andere details en toch zijn het allemaal Br55 of nog erger G44.17 machines. De stangen doen verfijnd aan, naar mijn smaak iets te veel bling bling. Fleischmann getrouw liggen de leidingen e.d. te netjes op de locomotief, m.a.w. de loc is kennelijk vanaf tekening gemaakt.
Bij het nameten van de wiel diameters blijkt dat de grootste afwijking bij de tender wielen met 5,6%, alleen die zie je niet. De aandrijfwielen vallen met -0,56% binnen de toleranties. Ook de totale lengte wijkt met 1,35% af. Alleen de buitenste assen van de tender worden aangedreven en per as is één wiel voorzien van rubber, voor rechts en achter links. De stroomopname loopt via de locomotief en wordt op alle wielen afgenomen. De wielen zijn zeer licht gebruneerd. Tijdens testen heb ik er geen problemen mee gehad.
De testrun
Het model weegt 79 gram en is beproefd op mijn stokoude testbaan en op mijn trekkracht testbaan. De stokoude testbaan heeft allerlei rariteiten, er zit een boog in met een radius <R1(182), R1(194,6) en R2. Verder twee meegebogen wissels R1/R2 met de scherpe kanten tegen elkaar. Bogen die direct aansluiten op een Engels wissel. Allemaal ingrediënten waarop een locomotief of wagon soms de mist in kan gaan. Deze locomotief reed op zich overal doorheen, alleen in de R1(194,6) bocht heeft de locomotief de neiging tot klimmen. Bij een bepaalde snelheid schiet dan het voorste wiel op de buitenste railstaaf uit de rail en dat geeft dan een ontsporing. Vreemd genoeg gaf de boog met een radius <R1(182) geen problemen.
Op de trekkracht testbaan is er getest met de Arnold Ass 7095 transformator. Parallel aan de aansluiting van de rails is een DMM verbonden om de spanning af te lezen. In serie een DMM ingesteld op stroommeting. De locomotief eerst wat rondjes alleen laten rijden. Daarna werd er een testsleep aan de haak gehangen oplopend tot 40 wagons. De tijd werd genoteerd en met een programma worden dan de snelheden uitgerekend. De stijging en daling op de trekkracht testbaan loopt van 0,1% (1‰) tot en met 1,7% (17‰, kort traject in de linker boog), gecontroleerd met een digitale hoekmeter.
trekkracht testbaan
Die sleep wagons bestaat uit door mij afgekeurde wagons. Ik wil een periode II baan bouwen en daar horen dan geen wagons uit periode III of nog later op rond te rijden. Ook zijn er wagons van de verkeerde maatschappij die nog niet bestond in periode II. De wagons in kwestie zijn over het algemeen Roco wagons die destijds goedkoop in de aanschaf waren. Als je begint moet je wat, vandaar. Dus deze afgekeurde wagons kunnen mooi dienst doen als testsleep. Als je precies wil weten welke wagons dat zijn, in dit draadje https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 07#p275807 kun je dat zien. Evengoed bleek, af te gaan op het geluid van de wielen met rubberen bandjes, dat 40 twee assige wagons te veel is, bij 35 wagons bleef dat geluid achterwege. Een trein van 35 twee assige wagons geeft ongeveer een treinlengte van 2,3 meter. Deze locomotief haalt net niet de prestatie van het echte model op het vlakke terrein, maar mijn testbaan is ook niet vlak. En verder moet je dit meten met een recht stuk rails en niet met een testbaan met daarin weer bogen en tegen bogen. Het model trekt het equivalent van 1050t, wil je met een lage snelheid geen doorslippende wielen op moeilijke delen, dan moet je terug naar 33 wagons of 990t. Nu is het ook wel zo dat deze treingewichten met hogere snelheden kunnen worden getrokken die buiten de tabel vallen en eigenlijk trekt het model bij de hoogste snelheid meer. Het goede nieuws is wel dat we bovenin de tabel zitten met de gemeten waarden en niet onderin. Daarmee vallen de prestaties van het model binnen de tabel.
Analoog
In de handleiding staat dat analoog 14Volt het maximum is, de trafo gaat niet verder dan 13,5Volt (gevolg van 220 naar 240 als netspanning). Deze transformator heeft in het lage bereik een niet zuivere gelijkspanning, dit heeft tot gevolg dat de motor blijft draaien op lage tot zeer lage snelheden. Met 3,2 tot 3,3Volt rijd het model met een gemiddelde van 3,86km/u over de testbaan. Het stroomverbruik is daarbij tussen de 80 en 90mA. Met ongeveer 13Volt en 140mA gaat het model met een gemiddelde snelheid van 146km/u over de testbaan. Dat is veel harder dan in het echt, maar nu bepaald ook geen TGV kwaliteiten.
Met een sleep van 33 wagons (equivalent van 990t) rijd het model bij een baanspanning van ongeveer 13Volt met een verbruik van 180mA gemiddeld 104km/u, dat is met doorslippende wielen en heel veel harder dan in het echt. De regelaar teruggebracht naar ongeveer 6,8Volt. Met een sleep van 35 wagons rijd de trein dan gemiddeld 21km/u. Het stroomverbruik ligt dan op 160mA tot 190mA. Nog even wat anders geprobeerd zonder slippende wielen van de tender (aandrijving). Met een sleep van 33 wagons (equivalent van 990t) rijd het model bij een baanspanning van ongeveer 7,2Volt met een verbruik van 150mA ongeveer 32km/u. Met de gemiddelde stijging op mijn testbaan en de behaalde resultaten kun je stellen dat de prestatie helemaal binnen de tabel valt.
Het rapportcijfer
In het verleden zijn er al testen geweest waarbij rapportcijfers werden gegeven. Kort geleden heb ik een verhaal geschreven over hoe dat rapportcijfer tot stand komt. Je kunt het hier nalezen (https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 02#p277102). Met de opstelling kom ik tot het volgende;
Details 10,00
Bouwkwaliteit 7,33
Bedrukking 10,00
Loopeigenschappen 10,00
Bochtengedrag 8,00
Snelheid 10,00
Trekkracht analoog 10,00
Totaal indruk 9,33 > 9,3
Door de manier van noteren in een rekenprogramma wordt enige subjectiviteit onderdrukt omdat genoemde onderdelen bestaan uit meerdere meetpunten. Er zijn wat zaken die een verklaring behoeven.
Details 10,00 omdat ik niet iets heb kunnen ontdekken, de variaties bij dit model zijn ook in het echt te groot. Bouwkwaliteit een 7,33 omdat de afwijkingen op lengte van de locomotief en de doorsnede van de wielen afwijkend zijn. LOB=115,86mm=18537,6mm=+1,35% (moet zijn 18290mm). De wielen; aandrijfwiel 8,36mm=1342,4mm=-0,56% (moet zijn 1350mm), tender 6,57mm=1051,2mm=+5,12% (moet zijn 1000mm). En verder geen instructie hoe bandjes te wisselen en hoe je de tender moet open is erg onduidelijk. Bedrukking een 10,00. Alles scherp inclusief kleine teksten. De loopeigenschappen zijn gewaardeerd met een 10,00, niets aan te merken. Bochtengedrag een 8,00 omdat bij een bepaalde snelheid de locomotief de neiging tot klimmen vertoont in een R1 boog en ontspoort. Alle andere rariteiten zonder problemen doorlopen. Snelheid een 10,00, locomotief gaat veel harder, maar dat is prima te temperen met de spanningsregelaar. Het rapportcijfer voor trekkracht bestaat uit alleen een analoog deel met de score 10,00. Uitgebreide testen met het model laat zien dat het equivalent van 990t kan worden getrokken zonder doorslippende wielen. Met de hellingen op de testbaan valt dit helemaal binnen de tabel. De totale waardering en daarmee het rapportcijfer komt uit op een 9,3.
Ombouwen naar digitaal
Als je de locomotief zelf opent zul je zien dat de ruimte niet overweldigend is. Ik heb de ruimte voor het machinistenhuis in de locomotief opgemeten, de maten zijn ongeveer omdat mijn digitale schuifmaat niet overal direct bij kan. Tussen de uitbouw van de ketel in de machinisten ruimte en de ketel zit een kleine lege ruimte met de maten ±6,40mm breed, ±11,8mm diep en de hoogte is ±10,0mm. Er zijn inmiddels decoders die in deze ruimte zouden moeten kunnen passen zoals de D&H PD05A (5,2×8,0×2,5mm), Zimo MX615 (8,2x5,7x2mm) of MX616 (8x8x2,4mm).
Hieronder een voorbeeld met de opmerking dat ik het model niet heb gesloten, mogelijk moet er isolatie worden toegepast en/of enkele lipjes worden verbogen.
De decoder is een Zimo MX616 welke recht op staat in de ruimte tussen uitbouw ketel en de ketel zelf.
Deze bouwserie is in enorme aantallen gebouwd door zo ongeveer alle fabrikanten. De eerste Br55.0-6 kwam al in 1893 op de rails, de laatste versie, een Br55.23-24, kwam pas in 1923 op de rails. Er is dus 30 jaar overheen gegaan om alle locomotieven te bouwen. Alleen de veel latere Br52 is in grotere aantallen gebouwd. Wat dus de P8 in het reizigersvervoer is, is de G7 t/m G9 (allemaal dus Br55) voor het goederenvervoer. De Br55 mag dus eigenlijk niet ontbreken op een epoche II/III baan. De bekendste Br55 is de Br55.25-56, een Pruisische G8.1 en werd geleverd als model door Arnold en Fleischmann. In die periode van 30 jaar zijn er dus heel veel versies verschenen die onderling kleine afwijkingen hebben, mede door de grote hoeveelheid fabrikanten. De standaardisatie van locomotief bouw is pas voor het eerst toegepast op de Br52. Beetje jammer is dat Fleischmann maar één model uit de DRG periode heeft, terwijl juist in die periode er veel van dit type rondreden.
De G8.1 was met viervoudig gekoppelde aandrijfassen beter in staat om op bogenrijke trajecten te rijden dan de vijfvoudig gekoppelde G10. De G8.1 heeft een rustiger loop, een geringere rijweerstand en een geringere slijtage op de wielbanden. De G10 was dus niet zo succesvol, wat de reden is geweest dat de G8.1 in zo grote aantallen is gebouwd, te meer daar de ketelprestaties tussen de G8.1 en de G10 niet veel afwijken. De trekkracht prestaties spreken voor zich, op de steile trajecten legt de G10 het zelfs af tegen de G8.1.
Helling Snelheid Treinmassa in t
in 0/00 in km/u pr. G8.1 pr. G10
0 55 1150 1095
3 50 740 670
5 40 735 700
7 35 660 635
10 25 650 640
20 20 450 365
In het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat op bladzijde 200 een tabel met km/std, Wagengewicht in t en Steigung. Het gaat om de bovenste tabel. Hieruit kunnen we halen dat de locomotief de volgende treinmassa moet kunnen trekken;
In het vlakke land 950t met 60km/u
op een 5‰ helling 370t met 60km/u
op een 10‰ helling 350t met 45km/u
op een 20‰ helling 270t met 30km/u
op een 25‰ helling 190t met 30km/u
Aan de hand van bovenstaande tabel beoordeel ik de locomotieven. Op bladzijde 62 van het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat dat de Br55.25-56 (G44.17) een "Größte Geschwindigkeit" heeft van "55km/st.". Dat is geen 60km/u conform de tabel.
Het model
Het model is tweedehands aangekocht. Ik kan dus geen opmerkingen maken over al dan niet aanwezige handleidingen en andere documenten. Het model wordt geleverd in de bekende plastic doos. In de doos zit een gladde plastic houder waarin de locomotief precies past. Bovenop de locomotief ligt een plastic velletje. Als je de houder uit de doos haalt kun je bij de handleiding. Deze is van dun bedrukt karton met op zich duidelijke tekeningen hoe je de locomotief open kunt maken om het lampje te vervangen met daarbij het bestelnummer van de lamp. In dezelfde tekening hoe je de motor kunt vervangen, alleen is de tekening van het open maken van de tender erg onduidelijk, het lijkt duidelijk, maar is dit niet. De motor is apart getekend met daarbij het bestelnummer en het bestelnummer van de koolborstels. Bij de motor ook de opmerking dat de bedrijfsspanning gaat van 4 tot 14 Volt, kennelijk houd niet iedereen zich daaraan. Verder een tekening voor de locomotief van hoe je de koppeling kunt vervangen of omwisselen in een profi koppeling. Voor de tender zijn er ook tekeningen, maar dit is iets meer werk en zijn nog koppelingen op de klassieke manier met een veertje. Vreemd eigenlijk dat je op een model twee verschillende systemen toepast. Op de andere kant waar je de wielen mag smeren en het nummer van vervangende rubberen bandjes. Verder reclame voor Fleischmann olie, naaimachine olie mag niet meer. En maar een klein druppeltje per punt. Verder niks. Je peuter van onder de 3 jaar mag er niet mee spelen en dat de verpakking nu wel weggegooid mag worden, als je de aanwijzingen maar bewaard. Oh ja, 14Volt gelijkstroom, althans dat symbooltje waarvan waarschijnlijk niemand weet wat het betekend.
Het model van de Br55 4536
Het model ziet er goed uit en is inmiddels minstens 14 jaar oud. Er is nauwelijks een gietlijntje zichtbaar op de bovenzijde van de ketel, dom en zandkasten. Alle opschriften zijn leesbaar, al moet je voor de meeste opschriften een vergrootglas erbij halen. Maar dan kun je de teksten goed lezen. Ik heb twee foto's kunnen downloaden van Br55 die uit dezelfde serie komen. In Dampflok-Report Band No 4 staat op blz.34 een foto van exact het Fleischmann model met hetzelfde locnummer. De kap van de locomotief is rijk gedetailleerd. Veel details zijn mee gegoten en een beperkt aantal details zijn later los opgezet. Een aantal leidingen had dikker uitgevoerd mogen worden als ik de foto's bekijk, maar het verstoort niet het beeld. Net als bij de Br38 is dit een enorme bouwserie, dus in het echt zie je wel afwijkingen in dommen en andere details en toch zijn het allemaal Br55 of nog erger G44.17 machines. De stangen doen verfijnd aan, naar mijn smaak iets te veel bling bling. Fleischmann getrouw liggen de leidingen e.d. te netjes op de locomotief, m.a.w. de loc is kennelijk vanaf tekening gemaakt.
Bij het nameten van de wiel diameters blijkt dat de grootste afwijking bij de tender wielen met 5,6%, alleen die zie je niet. De aandrijfwielen vallen met -0,56% binnen de toleranties. Ook de totale lengte wijkt met 1,35% af. Alleen de buitenste assen van de tender worden aangedreven en per as is één wiel voorzien van rubber, voor rechts en achter links. De stroomopname loopt via de locomotief en wordt op alle wielen afgenomen. De wielen zijn zeer licht gebruneerd. Tijdens testen heb ik er geen problemen mee gehad.
De testrun
Het model weegt 79 gram en is beproefd op mijn stokoude testbaan en op mijn trekkracht testbaan. De stokoude testbaan heeft allerlei rariteiten, er zit een boog in met een radius <R1(182), R1(194,6) en R2. Verder twee meegebogen wissels R1/R2 met de scherpe kanten tegen elkaar. Bogen die direct aansluiten op een Engels wissel. Allemaal ingrediënten waarop een locomotief of wagon soms de mist in kan gaan. Deze locomotief reed op zich overal doorheen, alleen in de R1(194,6) bocht heeft de locomotief de neiging tot klimmen. Bij een bepaalde snelheid schiet dan het voorste wiel op de buitenste railstaaf uit de rail en dat geeft dan een ontsporing. Vreemd genoeg gaf de boog met een radius <R1(182) geen problemen.
Op de trekkracht testbaan is er getest met de Arnold Ass 7095 transformator. Parallel aan de aansluiting van de rails is een DMM verbonden om de spanning af te lezen. In serie een DMM ingesteld op stroommeting. De locomotief eerst wat rondjes alleen laten rijden. Daarna werd er een testsleep aan de haak gehangen oplopend tot 40 wagons. De tijd werd genoteerd en met een programma worden dan de snelheden uitgerekend. De stijging en daling op de trekkracht testbaan loopt van 0,1% (1‰) tot en met 1,7% (17‰, kort traject in de linker boog), gecontroleerd met een digitale hoekmeter.
trekkracht testbaan
Die sleep wagons bestaat uit door mij afgekeurde wagons. Ik wil een periode II baan bouwen en daar horen dan geen wagons uit periode III of nog later op rond te rijden. Ook zijn er wagons van de verkeerde maatschappij die nog niet bestond in periode II. De wagons in kwestie zijn over het algemeen Roco wagons die destijds goedkoop in de aanschaf waren. Als je begint moet je wat, vandaar. Dus deze afgekeurde wagons kunnen mooi dienst doen als testsleep. Als je precies wil weten welke wagons dat zijn, in dit draadje https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 07#p275807 kun je dat zien. Evengoed bleek, af te gaan op het geluid van de wielen met rubberen bandjes, dat 40 twee assige wagons te veel is, bij 35 wagons bleef dat geluid achterwege. Een trein van 35 twee assige wagons geeft ongeveer een treinlengte van 2,3 meter. Deze locomotief haalt net niet de prestatie van het echte model op het vlakke terrein, maar mijn testbaan is ook niet vlak. En verder moet je dit meten met een recht stuk rails en niet met een testbaan met daarin weer bogen en tegen bogen. Het model trekt het equivalent van 1050t, wil je met een lage snelheid geen doorslippende wielen op moeilijke delen, dan moet je terug naar 33 wagons of 990t. Nu is het ook wel zo dat deze treingewichten met hogere snelheden kunnen worden getrokken die buiten de tabel vallen en eigenlijk trekt het model bij de hoogste snelheid meer. Het goede nieuws is wel dat we bovenin de tabel zitten met de gemeten waarden en niet onderin. Daarmee vallen de prestaties van het model binnen de tabel.
Analoog
In de handleiding staat dat analoog 14Volt het maximum is, de trafo gaat niet verder dan 13,5Volt (gevolg van 220 naar 240 als netspanning). Deze transformator heeft in het lage bereik een niet zuivere gelijkspanning, dit heeft tot gevolg dat de motor blijft draaien op lage tot zeer lage snelheden. Met 3,2 tot 3,3Volt rijd het model met een gemiddelde van 3,86km/u over de testbaan. Het stroomverbruik is daarbij tussen de 80 en 90mA. Met ongeveer 13Volt en 140mA gaat het model met een gemiddelde snelheid van 146km/u over de testbaan. Dat is veel harder dan in het echt, maar nu bepaald ook geen TGV kwaliteiten.
Met een sleep van 33 wagons (equivalent van 990t) rijd het model bij een baanspanning van ongeveer 13Volt met een verbruik van 180mA gemiddeld 104km/u, dat is met doorslippende wielen en heel veel harder dan in het echt. De regelaar teruggebracht naar ongeveer 6,8Volt. Met een sleep van 35 wagons rijd de trein dan gemiddeld 21km/u. Het stroomverbruik ligt dan op 160mA tot 190mA. Nog even wat anders geprobeerd zonder slippende wielen van de tender (aandrijving). Met een sleep van 33 wagons (equivalent van 990t) rijd het model bij een baanspanning van ongeveer 7,2Volt met een verbruik van 150mA ongeveer 32km/u. Met de gemiddelde stijging op mijn testbaan en de behaalde resultaten kun je stellen dat de prestatie helemaal binnen de tabel valt.
Het rapportcijfer
In het verleden zijn er al testen geweest waarbij rapportcijfers werden gegeven. Kort geleden heb ik een verhaal geschreven over hoe dat rapportcijfer tot stand komt. Je kunt het hier nalezen (https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 02#p277102). Met de opstelling kom ik tot het volgende;
Details 10,00
Bouwkwaliteit 7,33
Bedrukking 10,00
Loopeigenschappen 10,00
Bochtengedrag 8,00
Snelheid 10,00
Trekkracht analoog 10,00
Totaal indruk 9,33 > 9,3
Door de manier van noteren in een rekenprogramma wordt enige subjectiviteit onderdrukt omdat genoemde onderdelen bestaan uit meerdere meetpunten. Er zijn wat zaken die een verklaring behoeven.
Details 10,00 omdat ik niet iets heb kunnen ontdekken, de variaties bij dit model zijn ook in het echt te groot. Bouwkwaliteit een 7,33 omdat de afwijkingen op lengte van de locomotief en de doorsnede van de wielen afwijkend zijn. LOB=115,86mm=18537,6mm=+1,35% (moet zijn 18290mm). De wielen; aandrijfwiel 8,36mm=1342,4mm=-0,56% (moet zijn 1350mm), tender 6,57mm=1051,2mm=+5,12% (moet zijn 1000mm). En verder geen instructie hoe bandjes te wisselen en hoe je de tender moet open is erg onduidelijk. Bedrukking een 10,00. Alles scherp inclusief kleine teksten. De loopeigenschappen zijn gewaardeerd met een 10,00, niets aan te merken. Bochtengedrag een 8,00 omdat bij een bepaalde snelheid de locomotief de neiging tot klimmen vertoont in een R1 boog en ontspoort. Alle andere rariteiten zonder problemen doorlopen. Snelheid een 10,00, locomotief gaat veel harder, maar dat is prima te temperen met de spanningsregelaar. Het rapportcijfer voor trekkracht bestaat uit alleen een analoog deel met de score 10,00. Uitgebreide testen met het model laat zien dat het equivalent van 990t kan worden getrokken zonder doorslippende wielen. Met de hellingen op de testbaan valt dit helemaal binnen de tabel. De totale waardering en daarmee het rapportcijfer komt uit op een 9,3.
Ombouwen naar digitaal
Als je de locomotief zelf opent zul je zien dat de ruimte niet overweldigend is. Ik heb de ruimte voor het machinistenhuis in de locomotief opgemeten, de maten zijn ongeveer omdat mijn digitale schuifmaat niet overal direct bij kan. Tussen de uitbouw van de ketel in de machinisten ruimte en de ketel zit een kleine lege ruimte met de maten ±6,40mm breed, ±11,8mm diep en de hoogte is ±10,0mm. Er zijn inmiddels decoders die in deze ruimte zouden moeten kunnen passen zoals de D&H PD05A (5,2×8,0×2,5mm), Zimo MX615 (8,2x5,7x2mm) of MX616 (8x8x2,4mm).
Hieronder een voorbeeld met de opmerking dat ik het model niet heb gesloten, mogelijk moet er isolatie worden toegepast en/of enkele lipjes worden verbogen.
De decoder is een Zimo MX616 welke recht op staat in de ruimte tussen uitbouw ketel en de ketel zelf.