Minitrix 51 2077 00 Br17 212 (S35.17)(DRG uitvoering)
Geplaatst: 05 aug 2024 21:57
Historie/achtergrond
Alle deelstaat spoorwegmaatschappijen hadden wel een sneltrein locomotief ontwikkeld met de as opstelling 2'C. Bij de vorming van de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft is dat allemaal overgenomen en geclassificeerd als bouwserie 17. Het is dus ook niet verwonderlijk dat Baureihe 17 maar liefst twaalf onder series kent. Maar deze opsplitsing geeft stilletjes ook wat anders aan wat niet helemaal duidelijk naar voren komt in de literatuur. De locomotief beviel niet. Dat kun je opmaken uit het feit dat de Königlich Sächsische Staatseisenbahn van bouwserie XI en bouwserie XII elk 3 verschillende monster locomotieven liet bouwen om uit te vinden wat de meest gunstige samenstelling was. Alleen dit waren wel allemaal 4 cilinder ontwerpen en KPEV en daarmee ook de DRG hadden het niet zo op 4 cilinder ontwerpen. De aandrijfassen van de 4 cilinder ontwerpen waren gevoelig voor breuk. En dat lag aan het probleem dat men dergelijke assen nog niet goed kon smeden. Uiteindelijk moesten de dubbel gekromde assen om de 75.000 kilometer worden uitgebouwd en geïnspecteerd op breuk en scheuren. Dat was een duur grapje.
Een 3 cilinder ontwerp was verder lichter in gewicht en het onderhoud was eenvoudiger omdat er minder beweegbare delen waren. Ook had een 3 cilinder locomotief minder wrijvingsverliezen en een lage afkoeling. Een 3 cilinder locomotief had een meer gelijkvormig draaimoment wat voordelig was bij het optrekken met zware sneltreinen. Er werden daarom 2 x 3 3 cilinder locomotieven bij Vulcan besteld, 3 met gelijkstroom en 3 met wisselstroom. De 3 cilinder S10.2 komt in grote mate overeen met de 4 cilinder S10. De locomotieven met gelijkstroom hadden twee as aandrijving. De locomotieven met wisselspanning hadden de aandrijving op de eerste as. De locomotieven met gelijkstroom gaven geen economische voordelen. Een van die locomotieven is afgegeven aan de PKP. De andere twee zijn naar de standaard uitvoering omgebouwd en kregen nummer 17 203 en 17 204. Van de S10.2 locomotieven werden er 124 gebouwd. Vanwege afspraken moest de DRG 15 locomotieven aan België afstaan, 10 stuks aan Frankrijk, 2 aan Polen en 1 aan Italië. De resterende 96 locomotieven kregen de nummering 17 201 - 17 296. Na de 2e wereldoorlog waren er nog 88 locomotieven die door de DB werden overgenomen en alle locomotieven werden op 20 september 1948 uitgerangeerd. De 17 206 is door Henschel in 1925 omgebouwd naar een hoge druk versie en dat was geen succes, zodat deze machine al in 1936 terzijde werd gesteld.
De S10.2 kon in het vlakke land een treingewicht van 400ton met een snelheid van 100km/u trekken. Op een helling van 5‰ een treingewicht van 350ton met een snelheid van 70km/u trekken en dat liep verder terug op een helling van 10‰ met een treingewicht van 300ton met een snelheid van 50km/u. Deze treingewichten waren door de toenemende vervoersvraag niet meer toereikend.
In het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat op bladzijde 160 een tabel met km/std, Wagengewicht in t en Steigung. Hieruit kunnen we halen dat de locomotief de volgende trein massa moet kunnen trekken;
Tabel wagongewichten in ton
In het vlakke land 400t met 100km/u
op een 5‰ helling 170t met 95km/u
op een 10‰ helling 130t met 80km/u
op een 20‰ helling 150t met 40km/u
op een 25‰ helling 150t met 30km/u
Aan de hand van bovenstaande tabel beoordeel ik de locomotief. Op bladzijde 18 van het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 een "Größte Geschwindigkeit" heeft van "110 km/st".
Het model
Het model is tweedehands verkregen en geleverd in de bekende doos Minitrix stijl. Bovenop de locomotief een smal velletje plastic, dat is niet origineel. In de doos een hard plastic inzet met de locomotief. Aan de papieren flap kan de plastic inzet eruit gehaald worden. En ik had daaronder dus niets, de documentatie is bij Minitrix opgehaald. Bij Minitrix zijn de oude nummers niet meer leverbaar, geen beschrijvingen en geen onderdelen. Ik ben uitgeweken naar nieuwere nummers en toen bleek dat er niets is gewijzigd. Het gaat om de nummers 12831 en 12077.
De handleiding is in 6 talen gesteld waaronder het Nederlands. Er is een tekening om het lampje te wisselen. Dan een tekening met waar je mag smeren en welke schroef je moet hebben om de locomotief te openen. Een bladzijde verder zijn de locomotief en de tender helemaal uit elkaar gehaald en voorzien van nummers. Onder de tekening een lijstje waar de nummers in de tekening verwijzen naar de bestelnummers. Alleen koolborstels, lampje, bandjes en wat schroeven zijn nog bestelbaar.
Bij het smeren moet je nu de speciale olie van Minitrix gebruiken of het speciale vet van Minitrix. Het is de bedoeling dat de lagers van olie worden voorzien en dat op de tandwielen een heel klein beetje vet komt. Ik heb zo'n doosje met dat Trix vet en daar doe je dus je hele leven mee. Mijn doosje is minimaal 40 jaar oud en het vet is nog steeds goed. Vreemd genoeg geen woord over de lagers van de motor. Als ze gaan "zingen" tijdens het rijden is het hoog tijd om een minuscuul drupje olie op het lager te doen, dat gaat het beste met een injectienaald en dan alleen op de capillaire werking. Als je er een wil kopen kan dat tegenwoordig ook bij een drogist en anders de apotheek. Je hebt soms alleen wel wat uit te leggen. Haal eerst de kap van de tender af door de zijwanden iets naar buiten te buigen. Het lager aan de locomotief zijde is eenvoudig bereikbaar. Het lager aan de achterzijde een stuk minder. Achterop ligt een los gewicht wat je kunt afnemen. Dan worden het wormwiel en daarachter het lager zichtbaar. Je kunt nu met een injectienaald of een gewone naald een heel klein beetje, een drupje is te veel, op het lager doen. Het punt, waar de as uit het lager steekt, lijkt op een soort groefje. Daar mag dan zo veel in dat het groefje maximaal voor de helft is gevuld. De locomotief daarna op een lage snelheid laten rijden zodat de olie zich kan verspreiden.
Er is in de handleiding ook geen uitleg over hoe je de bandjes moet wisselen. Ik heb dit nog niet geprobeerd, het lijkt mij veel voeten in aarde te hebben omdat de onderzijde los moet. Op drie van de vier assen zijn in de tender de wielen voorzien van rubber. De eerste as is niet aangedreven en doet alleen mee voor de stroom opname. In de handleiding een opmerking over dat de spanning maximaal 12 Volt gelijkstroom is. Bij de lijst met bestelnummers nog een opmerking dat de locomotief niet geschikt is voor kinderen jonger dan 3 jaar. Ik weet verder niet of de handleiding in Minitrix groen is uitgegeven, een digitale versie in PDF formaat is gewoon zwart-wit.
Het model van de Br17 212 (S35.17) van na 07-09-1931
Ik heb een foto https://eisenbahnstiftung.de/images/bil ... /64139.jpg gevonden van dit model zoals geleverd door Minitrix.
En dan kom je tot de conclusie dat er niet veel van klopt. Ja, het lijkt op een Br17, nee het lijkt niet op een Br17 212. Het model is erg gedateerd, de leidingen zijn nauwelijks zichtbaar en wat je dan ziet, zit niet op dezelfde manier zoals te zien op de foto van het 1:1 model. Het dak van het machinistenhuis komt niet overeen, de leidingen liggen anders en de stoomfluit staat op de verkeerde plaats. Bij de tender zie ik aan de zijkant van het model allerlei zaken die op het 1:1 model niet voorkomen. Ja, de tender achter het model komt ook zo voor in het echt, alleen niet bij de Br17 212. De foto is van begin 1936, de kans dat tussen einde 1931 en begin 1936 er veel is gewijzigd is zo goed als nul. De stangen zijn nog oud bouw, maar door de grote wielen valt dat minder op. Ook de verbindingen zijn nog fors, dat was destijds zo de stand van de techniek.
Bij het nameten van de wiel diameters blijkt dat de grootste afwijking bij de loopwielen is met -15,4%. Ik heb dat meerdere malen nagemeten omdat de afwijking zo groot is. De aandrijfwielen wijken -3,6% af en dat is ook niet bepaald binnen de toleranties. En als je denkt dat ze het niet kunnen, de tender wielen wijken niet af. De totale lengte heeft een afwijking van slechts -0,06%, gewoon super. In de tender worden de laatste drie assen aangedreven en de wielen van deze assen zijn voorzien van rubber bandjes. De eerste as doet mee met de stroomvoorziening. Alle wielen van de locomotief doen mee met de stroomvoorziening. De teksten zijn scherp, echter door klinknagels vallen soms stukjes tekst weg. En weer zijn de teksten wit en niet in de DRG kleurstelling.
De testrun
Het model weegt 91,7 gram en is beproefd op mijn stokoude testbaan en op mijn trekkracht testbaan. De stokoude testbaan heeft allerlei rariteiten, er zit een boog in met een radius <R1(182), R1(194,6) en R2. Verder twee mee gebogen wissels R1/R2 met de scherpe kanten tegen elkaar. Bogen die direct aansluiten op een Engels wissel. Allemaal ingrediënten waarop een locomotief of wagon soms de mist in kan gaan. Deze locomotief heeft wel moeite met de <R1 en de R1 bogen, maar komt daar verder wel doorheen. De mee gebogen wissels beide op afbuigend was dus ook een probleem en volgens mij komt een dergelijke situatie in het 1:1 bedrijf niet voor en is dus ook meer een test van wat kan de locomotief aan. Niet direct een kwalificatie die mee doet met de puntentelling. Met de mee gebogen wissel op afbuigend, dus de R1 boog, had de locomotief wel moeite, soms goed er doorheen en soms ook tot stilstand komen. En deze eigenschap doet dus wel mee in de puntentelling.
de stokoude testbaan
Op de trekkracht testbaan is er getest met de Arnold Ass 7095 transformator. Parallel aan de aansluiting van de rails is een DMM verbonden om de spanning af te lezen. In serie een DMM ingesteld op stroommeting. De locomotief eerst wat rondjes alleen laten rijden. Met behulp van de Speedmeter is goed meetbaar wanneer de motor op temperatuur is, pas bij het constant blijven van de snelheid ben ik gaan testen met een sleep wagons. Daarna werd er een testsleep aan de haak gehangen. De snelheid kon bij een beperkte lengte van de totale trein nog gemeten worden met de Speedmeter van Wisselmotor.nl. De stijging en daling op de trekkracht testbaan loopt van 0,1% (1‰) tot en met 0,8% (8‰, kort traject voor de knik in de verlengde behangtafel), gecontroleerd met een digitale hoekmeter. De maximale waarde wisselt omdat ik elke keer de testbaan opnieuw opbouw en weer afbreek. Daardoor staat de verlengde behangtafel niet altijd hetzelfde.
trekkracht testbaan
Omdat dit type locomotief sneltreinen en passagierstreinen trok is er gekozen voor een test sleep bestaande uit Rheingold wagons en als extra nog een zestal Arnold fantasie wagons (2x 3310 en 4x 3320). De keuze voor Rheingold rijtuigen is een suggestie van Sander (@Sibbesuisje). Deze rijtuigen zijn standaard voorzien van verlichting. De stroomafname gaat via veertjes die tegen de as drukken. Dit geeft een betrouwbare stroomafname en de extra weerstand is minimaal en een stuk lager dan de standaard slepers. Ik heb twee sets Rheingold wagons, om de trein verder te verlengen tot minimaal het maximum van 60 assen, heb ik mijn afgekeurde Arnold rijtuigen er achter gezet. De totale trein had dan een lengte van 16 wagons, alle wagons twee draaistellen en vier assen, dus 64 assen. Een dergelijke trein zul je niet vinden om dat dit tegen de regels was. Als je precies wil weten welke wagons dat zijn dan kan dat, in dit draadje https://www.n-spoorforum.nl/phpbb3/view ... 06#p276706 kun je dat zien. Het tonnage wordt dan als volgt, Arnold 0142 260t + Arnold 0143 260t + 6 Arnold rijtuigen 198t geeft in totaal 718t.
Analoog
In de handleiding staat dat analoog 12Volt het maximum is, de trafo gaat niet verder dan 13,5Volt (gevolg van 220 naar 240 als netspanning). Deze transformator heeft in het lage bereik een niet zuivere gelijkspanning, dit heeft tot gevolg dat de motor blijft draaien op lage tot zeer lage snelheden. De locomotief alleen rijd met ±2,9Volt en 110mA 4 tot 6 km/u, op een lager voltage wil de locomotief niet rijden. Met ±4,8Volt en 130mA is de snelheid 110km/u. Met de regelaar op ±9,2Volt en 160mA rijd de locomotief 270km/u. Ik heb het maximum niet geprobeerd vanwege het risico dat de locomotief in de boog zou omkieperen en dan iets van 70cm naar beneden valt.
Ik haak de 10 Rheingold wagons aan, dat is een sleep van 520ton (dat kom je aan de weet door of op de wagons zelf te kijken of de literatuur erop na te slaan). Een lagere spanning dan ±4,8Volt ging niet, met deze spanning rijd de trein 45km/u. Met slechts een klein spanningsverschil naar ±4,9Volt en 190mA rijd de trein al 55km/u. Met nog zo'n stapje naar ±6,7Volt gaat de trein al met 105km/u over de baan. Met een spanning van ±7,5Volt en 230mA rijd de trein 143km/u. Als hoogste spanning van ±11,5Volt en 240mA rijd deze trein 263km/u. Het regelbereik van deze locomotief is dus niet echt fijn, mogelijk dat digitaal er meer mogelijkheden zijn. Er is ook nog getest met de voorgestelde test sleep, dus 16 wagons. Met ±4,7Volt en 180mA reed de trein 24km/u. Op 6,8Volt en 220mA werd dat 114km/u. Als hoogste spanning is 9,4Volt geprobeerd en dat gaf 198km/u. In theorie kan er nog meer achter, alleen dat kwam in het 1:1 bedrijf dus niet voor. Bij een trein lengte van 16 wagons zijn de tijden en daarmee de snelheid handmatig geklokt. Er worden meerdere tijden genoteerd en dat wordt achteraf gemiddeld.
Het rapportcijfer
In het verleden zijn er al testen geweest waarbij rapportcijfers werden gegeven. Niet zo heel lang geleden heb ik een verhaal geschreven over hoe dat rapportcijfer tot stand komt. Je kunt het hier nalezen (https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 02#p277102). Met de opstelling kom ik tot het volgende;
Details 5,67
Bouwkwaliteit 6,40
Bedrukking 9,00
Loopeigenschappen 10,00
Bochtengedrag 10,00
Gedrag op wissels/kruisingen -2,00
Snelheid 10,00
Trekkracht analoog 13,33
Totaal indruk 8,91 > 8,9
Door de manier van noteren in een rekenprogramma wordt enige subjectiviteit onderdrukt omdat genoemde onderdelen bestaan uit meerdere meetpunten.
Er zijn wat zaken die een verklaring behoeven.
Details 5,67 omdat er niet veel klopt van de leidingen, stoomfluit op de verkeerde plaats, dak machinistenhuis afwijkend, tender zijkant anders en de loopwielen van de locomotief zijn veel te klein.
Bouwkwaliteit een 6,40 omdat niet verteld wordt hoe je de bandjes kunt wisselen. Er geen informatie is over het smeren van de motor en hoe je dat doet. Lager aan de aandrijfzijde, achterzijde tender, is moeilijk bereikbaar. De lengte is heel erg goed en de doorsnede van de aandrijfwielen en de loopwielen wijken te veel af.
Bedrukking een 9,60 omdat enkele kleine teksten weggevallen zijn door klinknagels.
De loopeigenschappen zijn gewaardeerd met een 10,00 omdat er geen aanmerkingen zijn.
Bochtengedrag een 10,00, het model gaat moeizaam door <R1 en R1, maar rijd wel er doorheen.
Het gedrag op wissels en kruisingen geeft twee aftrek punten. Afhankelijk van snelheid komt de locomotief wel of niet door de afbuigende stand van een mee gebogen wissel (R1/R2).
Snelheid een 10,00, locomotief gaat veel harder, maar dat is moeizaam te temperen met de spanningsregelaar.
Het rapportcijfer voor trekkracht bestaat uit alleen een analoog deel met de score 13,33 omdat het model veel meer kan trekken bij gelijke snelheid tabel Merkbuch. De trekkracht zit bovenin de tabel.
De totale waardering en daarmee het rapportcijfer komt uit op een 8,9.
Ombouwen naar digitaal
Digitaal maken kan relatief eenvoudig. De enige beschikbare plaats is bovenop de motor. Daar ligt al een op maat gemaakte print met ontstoringsonderdelen. Aan dit printje zitten aan de zijkant twee beugels die over de kappen van de koolborstels gaan en zo de motor van stroom voorzien. Het lijkt mij handig om dat te behouden. De motor is niet helemaal ingekapseld, dus er moet wel een afscherming zijn en dan is het of dit printje of een eigen oplossing van plastic plaatwerk. De print is exclusief onderdelen 1mm dik. De beschikbare ruimte is in de lengte en breedte best wel aanzienlijk, het is de hoogte die gaat bepalen wat er gemonteerd kan worden. De ruimte in de kolenkit is lxbxh ±29x ±11,5x voorin ±3 en achterin ±4,5mm. Ongeveer, de digitale schuifmaat geeft twee cijfers achter de komma en het is sterk afhankelijk hoe goed je de schuifmaat in de ruimte kunt plaatsen. Gecorrigeerd, voorin ±3 minus dikte print 1mm=±2mm en achterin ±4,5mm minus dikte print 1mm=±3,5mm. De decoders die zouden moeten passen zijn de D&H PD05A (5,2×8,0×2,5mm), Zimo MX615 (8,2x5,7x2mm), Zimo MX616 (8x8x2,4mm) of ESU LokPilot 5 micro (8x7x2,9mm). Daarbij moet nog wel bedacht worden dat er ook nog gesoldeerd moet worden, te veel klodderen en je hebt gratis een millimeter extra hoogte verlies, dus spaarzaam met soldeer omgaan. Omdat de kap van de tender van plastic is lijkt het mij niet helemaal onverstandig om bovenop de decoder een stukje isolatieband te plakken dat bestand is tegen 400°C. Dat type isolatieband is gewoon te koop bij de DHZ-markten.
Alle deelstaat spoorwegmaatschappijen hadden wel een sneltrein locomotief ontwikkeld met de as opstelling 2'C. Bij de vorming van de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft is dat allemaal overgenomen en geclassificeerd als bouwserie 17. Het is dus ook niet verwonderlijk dat Baureihe 17 maar liefst twaalf onder series kent. Maar deze opsplitsing geeft stilletjes ook wat anders aan wat niet helemaal duidelijk naar voren komt in de literatuur. De locomotief beviel niet. Dat kun je opmaken uit het feit dat de Königlich Sächsische Staatseisenbahn van bouwserie XI en bouwserie XII elk 3 verschillende monster locomotieven liet bouwen om uit te vinden wat de meest gunstige samenstelling was. Alleen dit waren wel allemaal 4 cilinder ontwerpen en KPEV en daarmee ook de DRG hadden het niet zo op 4 cilinder ontwerpen. De aandrijfassen van de 4 cilinder ontwerpen waren gevoelig voor breuk. En dat lag aan het probleem dat men dergelijke assen nog niet goed kon smeden. Uiteindelijk moesten de dubbel gekromde assen om de 75.000 kilometer worden uitgebouwd en geïnspecteerd op breuk en scheuren. Dat was een duur grapje.
Een 3 cilinder ontwerp was verder lichter in gewicht en het onderhoud was eenvoudiger omdat er minder beweegbare delen waren. Ook had een 3 cilinder locomotief minder wrijvingsverliezen en een lage afkoeling. Een 3 cilinder locomotief had een meer gelijkvormig draaimoment wat voordelig was bij het optrekken met zware sneltreinen. Er werden daarom 2 x 3 3 cilinder locomotieven bij Vulcan besteld, 3 met gelijkstroom en 3 met wisselstroom. De 3 cilinder S10.2 komt in grote mate overeen met de 4 cilinder S10. De locomotieven met gelijkstroom hadden twee as aandrijving. De locomotieven met wisselspanning hadden de aandrijving op de eerste as. De locomotieven met gelijkstroom gaven geen economische voordelen. Een van die locomotieven is afgegeven aan de PKP. De andere twee zijn naar de standaard uitvoering omgebouwd en kregen nummer 17 203 en 17 204. Van de S10.2 locomotieven werden er 124 gebouwd. Vanwege afspraken moest de DRG 15 locomotieven aan België afstaan, 10 stuks aan Frankrijk, 2 aan Polen en 1 aan Italië. De resterende 96 locomotieven kregen de nummering 17 201 - 17 296. Na de 2e wereldoorlog waren er nog 88 locomotieven die door de DB werden overgenomen en alle locomotieven werden op 20 september 1948 uitgerangeerd. De 17 206 is door Henschel in 1925 omgebouwd naar een hoge druk versie en dat was geen succes, zodat deze machine al in 1936 terzijde werd gesteld.
De S10.2 kon in het vlakke land een treingewicht van 400ton met een snelheid van 100km/u trekken. Op een helling van 5‰ een treingewicht van 350ton met een snelheid van 70km/u trekken en dat liep verder terug op een helling van 10‰ met een treingewicht van 300ton met een snelheid van 50km/u. Deze treingewichten waren door de toenemende vervoersvraag niet meer toereikend.
In het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 staat op bladzijde 160 een tabel met km/std, Wagengewicht in t en Steigung. Hieruit kunnen we halen dat de locomotief de volgende trein massa moet kunnen trekken;
Tabel wagongewichten in ton
In het vlakke land 400t met 100km/u
op een 5‰ helling 170t met 95km/u
op een 10‰ helling 130t met 80km/u
op een 20‰ helling 150t met 40km/u
op een 25‰ helling 150t met 30km/u
Aan de hand van bovenstaande tabel beoordeel ik de locomotief. Op bladzijde 18 van het Merkbuch für die Fahrzeuge der Reichsbahn uitgave 1924 een "Größte Geschwindigkeit" heeft van "110 km/st".
Het model
Het model is tweedehands verkregen en geleverd in de bekende doos Minitrix stijl. Bovenop de locomotief een smal velletje plastic, dat is niet origineel. In de doos een hard plastic inzet met de locomotief. Aan de papieren flap kan de plastic inzet eruit gehaald worden. En ik had daaronder dus niets, de documentatie is bij Minitrix opgehaald. Bij Minitrix zijn de oude nummers niet meer leverbaar, geen beschrijvingen en geen onderdelen. Ik ben uitgeweken naar nieuwere nummers en toen bleek dat er niets is gewijzigd. Het gaat om de nummers 12831 en 12077.
De handleiding is in 6 talen gesteld waaronder het Nederlands. Er is een tekening om het lampje te wisselen. Dan een tekening met waar je mag smeren en welke schroef je moet hebben om de locomotief te openen. Een bladzijde verder zijn de locomotief en de tender helemaal uit elkaar gehaald en voorzien van nummers. Onder de tekening een lijstje waar de nummers in de tekening verwijzen naar de bestelnummers. Alleen koolborstels, lampje, bandjes en wat schroeven zijn nog bestelbaar.
Bij het smeren moet je nu de speciale olie van Minitrix gebruiken of het speciale vet van Minitrix. Het is de bedoeling dat de lagers van olie worden voorzien en dat op de tandwielen een heel klein beetje vet komt. Ik heb zo'n doosje met dat Trix vet en daar doe je dus je hele leven mee. Mijn doosje is minimaal 40 jaar oud en het vet is nog steeds goed. Vreemd genoeg geen woord over de lagers van de motor. Als ze gaan "zingen" tijdens het rijden is het hoog tijd om een minuscuul drupje olie op het lager te doen, dat gaat het beste met een injectienaald en dan alleen op de capillaire werking. Als je er een wil kopen kan dat tegenwoordig ook bij een drogist en anders de apotheek. Je hebt soms alleen wel wat uit te leggen. Haal eerst de kap van de tender af door de zijwanden iets naar buiten te buigen. Het lager aan de locomotief zijde is eenvoudig bereikbaar. Het lager aan de achterzijde een stuk minder. Achterop ligt een los gewicht wat je kunt afnemen. Dan worden het wormwiel en daarachter het lager zichtbaar. Je kunt nu met een injectienaald of een gewone naald een heel klein beetje, een drupje is te veel, op het lager doen. Het punt, waar de as uit het lager steekt, lijkt op een soort groefje. Daar mag dan zo veel in dat het groefje maximaal voor de helft is gevuld. De locomotief daarna op een lage snelheid laten rijden zodat de olie zich kan verspreiden.
Er is in de handleiding ook geen uitleg over hoe je de bandjes moet wisselen. Ik heb dit nog niet geprobeerd, het lijkt mij veel voeten in aarde te hebben omdat de onderzijde los moet. Op drie van de vier assen zijn in de tender de wielen voorzien van rubber. De eerste as is niet aangedreven en doet alleen mee voor de stroom opname. In de handleiding een opmerking over dat de spanning maximaal 12 Volt gelijkstroom is. Bij de lijst met bestelnummers nog een opmerking dat de locomotief niet geschikt is voor kinderen jonger dan 3 jaar. Ik weet verder niet of de handleiding in Minitrix groen is uitgegeven, een digitale versie in PDF formaat is gewoon zwart-wit.
Het model van de Br17 212 (S35.17) van na 07-09-1931
Ik heb een foto https://eisenbahnstiftung.de/images/bil ... /64139.jpg gevonden van dit model zoals geleverd door Minitrix.
En dan kom je tot de conclusie dat er niet veel van klopt. Ja, het lijkt op een Br17, nee het lijkt niet op een Br17 212. Het model is erg gedateerd, de leidingen zijn nauwelijks zichtbaar en wat je dan ziet, zit niet op dezelfde manier zoals te zien op de foto van het 1:1 model. Het dak van het machinistenhuis komt niet overeen, de leidingen liggen anders en de stoomfluit staat op de verkeerde plaats. Bij de tender zie ik aan de zijkant van het model allerlei zaken die op het 1:1 model niet voorkomen. Ja, de tender achter het model komt ook zo voor in het echt, alleen niet bij de Br17 212. De foto is van begin 1936, de kans dat tussen einde 1931 en begin 1936 er veel is gewijzigd is zo goed als nul. De stangen zijn nog oud bouw, maar door de grote wielen valt dat minder op. Ook de verbindingen zijn nog fors, dat was destijds zo de stand van de techniek.
Bij het nameten van de wiel diameters blijkt dat de grootste afwijking bij de loopwielen is met -15,4%. Ik heb dat meerdere malen nagemeten omdat de afwijking zo groot is. De aandrijfwielen wijken -3,6% af en dat is ook niet bepaald binnen de toleranties. En als je denkt dat ze het niet kunnen, de tender wielen wijken niet af. De totale lengte heeft een afwijking van slechts -0,06%, gewoon super. In de tender worden de laatste drie assen aangedreven en de wielen van deze assen zijn voorzien van rubber bandjes. De eerste as doet mee met de stroomvoorziening. Alle wielen van de locomotief doen mee met de stroomvoorziening. De teksten zijn scherp, echter door klinknagels vallen soms stukjes tekst weg. En weer zijn de teksten wit en niet in de DRG kleurstelling.
De testrun
Het model weegt 91,7 gram en is beproefd op mijn stokoude testbaan en op mijn trekkracht testbaan. De stokoude testbaan heeft allerlei rariteiten, er zit een boog in met een radius <R1(182), R1(194,6) en R2. Verder twee mee gebogen wissels R1/R2 met de scherpe kanten tegen elkaar. Bogen die direct aansluiten op een Engels wissel. Allemaal ingrediënten waarop een locomotief of wagon soms de mist in kan gaan. Deze locomotief heeft wel moeite met de <R1 en de R1 bogen, maar komt daar verder wel doorheen. De mee gebogen wissels beide op afbuigend was dus ook een probleem en volgens mij komt een dergelijke situatie in het 1:1 bedrijf niet voor en is dus ook meer een test van wat kan de locomotief aan. Niet direct een kwalificatie die mee doet met de puntentelling. Met de mee gebogen wissel op afbuigend, dus de R1 boog, had de locomotief wel moeite, soms goed er doorheen en soms ook tot stilstand komen. En deze eigenschap doet dus wel mee in de puntentelling.
de stokoude testbaan
Op de trekkracht testbaan is er getest met de Arnold Ass 7095 transformator. Parallel aan de aansluiting van de rails is een DMM verbonden om de spanning af te lezen. In serie een DMM ingesteld op stroommeting. De locomotief eerst wat rondjes alleen laten rijden. Met behulp van de Speedmeter is goed meetbaar wanneer de motor op temperatuur is, pas bij het constant blijven van de snelheid ben ik gaan testen met een sleep wagons. Daarna werd er een testsleep aan de haak gehangen. De snelheid kon bij een beperkte lengte van de totale trein nog gemeten worden met de Speedmeter van Wisselmotor.nl. De stijging en daling op de trekkracht testbaan loopt van 0,1% (1‰) tot en met 0,8% (8‰, kort traject voor de knik in de verlengde behangtafel), gecontroleerd met een digitale hoekmeter. De maximale waarde wisselt omdat ik elke keer de testbaan opnieuw opbouw en weer afbreek. Daardoor staat de verlengde behangtafel niet altijd hetzelfde.
trekkracht testbaan
Omdat dit type locomotief sneltreinen en passagierstreinen trok is er gekozen voor een test sleep bestaande uit Rheingold wagons en als extra nog een zestal Arnold fantasie wagons (2x 3310 en 4x 3320). De keuze voor Rheingold rijtuigen is een suggestie van Sander (@Sibbesuisje). Deze rijtuigen zijn standaard voorzien van verlichting. De stroomafname gaat via veertjes die tegen de as drukken. Dit geeft een betrouwbare stroomafname en de extra weerstand is minimaal en een stuk lager dan de standaard slepers. Ik heb twee sets Rheingold wagons, om de trein verder te verlengen tot minimaal het maximum van 60 assen, heb ik mijn afgekeurde Arnold rijtuigen er achter gezet. De totale trein had dan een lengte van 16 wagons, alle wagons twee draaistellen en vier assen, dus 64 assen. Een dergelijke trein zul je niet vinden om dat dit tegen de regels was. Als je precies wil weten welke wagons dat zijn dan kan dat, in dit draadje https://www.n-spoorforum.nl/phpbb3/view ... 06#p276706 kun je dat zien. Het tonnage wordt dan als volgt, Arnold 0142 260t + Arnold 0143 260t + 6 Arnold rijtuigen 198t geeft in totaal 718t.
Analoog
In de handleiding staat dat analoog 12Volt het maximum is, de trafo gaat niet verder dan 13,5Volt (gevolg van 220 naar 240 als netspanning). Deze transformator heeft in het lage bereik een niet zuivere gelijkspanning, dit heeft tot gevolg dat de motor blijft draaien op lage tot zeer lage snelheden. De locomotief alleen rijd met ±2,9Volt en 110mA 4 tot 6 km/u, op een lager voltage wil de locomotief niet rijden. Met ±4,8Volt en 130mA is de snelheid 110km/u. Met de regelaar op ±9,2Volt en 160mA rijd de locomotief 270km/u. Ik heb het maximum niet geprobeerd vanwege het risico dat de locomotief in de boog zou omkieperen en dan iets van 70cm naar beneden valt.
Ik haak de 10 Rheingold wagons aan, dat is een sleep van 520ton (dat kom je aan de weet door of op de wagons zelf te kijken of de literatuur erop na te slaan). Een lagere spanning dan ±4,8Volt ging niet, met deze spanning rijd de trein 45km/u. Met slechts een klein spanningsverschil naar ±4,9Volt en 190mA rijd de trein al 55km/u. Met nog zo'n stapje naar ±6,7Volt gaat de trein al met 105km/u over de baan. Met een spanning van ±7,5Volt en 230mA rijd de trein 143km/u. Als hoogste spanning van ±11,5Volt en 240mA rijd deze trein 263km/u. Het regelbereik van deze locomotief is dus niet echt fijn, mogelijk dat digitaal er meer mogelijkheden zijn. Er is ook nog getest met de voorgestelde test sleep, dus 16 wagons. Met ±4,7Volt en 180mA reed de trein 24km/u. Op 6,8Volt en 220mA werd dat 114km/u. Als hoogste spanning is 9,4Volt geprobeerd en dat gaf 198km/u. In theorie kan er nog meer achter, alleen dat kwam in het 1:1 bedrijf dus niet voor. Bij een trein lengte van 16 wagons zijn de tijden en daarmee de snelheid handmatig geklokt. Er worden meerdere tijden genoteerd en dat wordt achteraf gemiddeld.
Het rapportcijfer
In het verleden zijn er al testen geweest waarbij rapportcijfers werden gegeven. Niet zo heel lang geleden heb ik een verhaal geschreven over hoe dat rapportcijfer tot stand komt. Je kunt het hier nalezen (https://www.n-spoorforum.nl/viewtopic.p ... 02#p277102). Met de opstelling kom ik tot het volgende;
Details 5,67
Bouwkwaliteit 6,40
Bedrukking 9,00
Loopeigenschappen 10,00
Bochtengedrag 10,00
Gedrag op wissels/kruisingen -2,00
Snelheid 10,00
Trekkracht analoog 13,33
Totaal indruk 8,91 > 8,9
Door de manier van noteren in een rekenprogramma wordt enige subjectiviteit onderdrukt omdat genoemde onderdelen bestaan uit meerdere meetpunten.
Er zijn wat zaken die een verklaring behoeven.
Details 5,67 omdat er niet veel klopt van de leidingen, stoomfluit op de verkeerde plaats, dak machinistenhuis afwijkend, tender zijkant anders en de loopwielen van de locomotief zijn veel te klein.
Bouwkwaliteit een 6,40 omdat niet verteld wordt hoe je de bandjes kunt wisselen. Er geen informatie is over het smeren van de motor en hoe je dat doet. Lager aan de aandrijfzijde, achterzijde tender, is moeilijk bereikbaar. De lengte is heel erg goed en de doorsnede van de aandrijfwielen en de loopwielen wijken te veel af.
Bedrukking een 9,60 omdat enkele kleine teksten weggevallen zijn door klinknagels.
De loopeigenschappen zijn gewaardeerd met een 10,00 omdat er geen aanmerkingen zijn.
Bochtengedrag een 10,00, het model gaat moeizaam door <R1 en R1, maar rijd wel er doorheen.
Het gedrag op wissels en kruisingen geeft twee aftrek punten. Afhankelijk van snelheid komt de locomotief wel of niet door de afbuigende stand van een mee gebogen wissel (R1/R2).
Snelheid een 10,00, locomotief gaat veel harder, maar dat is moeizaam te temperen met de spanningsregelaar.
Het rapportcijfer voor trekkracht bestaat uit alleen een analoog deel met de score 13,33 omdat het model veel meer kan trekken bij gelijke snelheid tabel Merkbuch. De trekkracht zit bovenin de tabel.
De totale waardering en daarmee het rapportcijfer komt uit op een 8,9.
Ombouwen naar digitaal
Digitaal maken kan relatief eenvoudig. De enige beschikbare plaats is bovenop de motor. Daar ligt al een op maat gemaakte print met ontstoringsonderdelen. Aan dit printje zitten aan de zijkant twee beugels die over de kappen van de koolborstels gaan en zo de motor van stroom voorzien. Het lijkt mij handig om dat te behouden. De motor is niet helemaal ingekapseld, dus er moet wel een afscherming zijn en dan is het of dit printje of een eigen oplossing van plastic plaatwerk. De print is exclusief onderdelen 1mm dik. De beschikbare ruimte is in de lengte en breedte best wel aanzienlijk, het is de hoogte die gaat bepalen wat er gemonteerd kan worden. De ruimte in de kolenkit is lxbxh ±29x ±11,5x voorin ±3 en achterin ±4,5mm. Ongeveer, de digitale schuifmaat geeft twee cijfers achter de komma en het is sterk afhankelijk hoe goed je de schuifmaat in de ruimte kunt plaatsen. Gecorrigeerd, voorin ±3 minus dikte print 1mm=±2mm en achterin ±4,5mm minus dikte print 1mm=±3,5mm. De decoders die zouden moeten passen zijn de D&H PD05A (5,2×8,0×2,5mm), Zimo MX615 (8,2x5,7x2mm), Zimo MX616 (8x8x2,4mm) of ESU LokPilot 5 micro (8x7x2,9mm). Daarbij moet nog wel bedacht worden dat er ook nog gesoldeerd moet worden, te veel klodderen en je hebt gratis een millimeter extra hoogte verlies, dus spaarzaam met soldeer omgaan. Omdat de kap van de tender van plastic is lijkt het mij niet helemaal onverstandig om bovenop de decoder een stukje isolatieband te plakken dat bestand is tegen 400°C. Dat type isolatieband is gewoon te koop bij de DHZ-markten.